ECLI:NL:RBDHA:2024:5218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
647751 / HA ZA 23-449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaakwaarneming en financiële belangen van erflater in testamentaire geschil

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de vraag centraal of de partner van de erflater, Van [gedaagde], als zaakwaarnemer heeft gefunctioneerd en of zij de financiële belangen van de erflater op een zorgvuldige manier heeft behartigd. De zaak is ontstaan na het overlijden van de heer [erflater] op [sterfdag] 2022, waarbij zijn stiefdochter, mevrouw [erfgenaam], als enig erfgenaam is benoemd in zijn testament. De executeur van de nalatenschap, [eiser], heeft gesteld dat Van [gedaagde] zonder toestemming van de erflater aanzienlijke bedragen heeft overgemaakt naar de rekening van haar dochter, [naam 1]. Van [gedaagde] betwist deze beschuldigingen en stelt dat de erflater zijn financiën altijd zelf heeft beheerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater in de periode van 26 tot en met 28 maart 2022 een totaalbedrag van € 29.075,02 heeft overgemaakt naar de rekening van [naam 1]. De rechtbank concludeert dat er tot en met 28 maart 2022 geen sprake was van zaakwaarneming door Van [gedaagde]. Echter, na deze datum heeft zij wel als zaakwaarnemer gefunctioneerd, maar heeft zij nagelaten om voldoende rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van een bedrag van € 14.075,02. De rechtbank oordeelt dat Van [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen als zaakwaarnemer en veroordeelt haar tot betaling van dit bedrag aan de nalatenschap van de erflater, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 21 februari 2024 door mr. J.J. Kuipers.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/647751 / HA ZA 23-449
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.P. den Besten te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: Van [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
Op [sterfdag] 2022 is de heer [erflater] overleden. In zijn testament, dat hij kort voor zijn dood heeft laten opstellen, heeft hij zijn stiefdochter mevrouw [erfgenaam] als enig erfgenaam benoemd. Haar echtgenoot [eiser] is executeur in de nalatenschap van [erflater] . In de periode voorafgaand aan het wijzigen van het testament zijn er diverse bedragen met een totaalbedrag van bijna € 30.000 van de rekening van [erflater] overgemaakt naar de rekening van mevrouw [naam 1] . [naam 1] is de dochter van Van [gedaagde] met wie [erflater] tot zijn overlijden een relatie onderhield. [eiser] en [erfgenaam] stellen dat [erflater] zich in die periode niet meer kon bezig houden met financiën. Zij stellen zich op het standpunt dat Van [gedaagde] dat voor hem deed en dat zij dat niet op een goede manier heeft gedaan door forse bedragen over te maken aan haar dochter zonder dat [erflater] hiervoor toestemming heeft gegeven. Van [gedaagde] betwist dat zij dit heeft gedaan. Volgens haar regelde [erflater] zijn bankzaken altijd zelf en heeft zij hem alleen geholpen bij de praktische uitvoering daarvan.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 mei 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met producties 0 en 1;
  • het vonnis van 8 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de nadere producties 9 tot en met 13 van de zijde van [eiser] ;
  • de akte met aanvullende producties 2 tot en met 4 van de zijde van [gedaagde] .
2.2.
Op 9 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
  • [eiser] en [erfgenaam] , bijgestaan door mr. Den Besten voornoemd;
  • mr. Van Leeuwen voornoemd.
Er is tijdens een deel van de zitting telefonisch contact geweest met [gedaagde] .
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen door partijen is gezegd. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
2.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op [sterfdag] 2022 is de heer [erflater] (hierna: erflater) overleden.
3.2.
Op 6 april 2022 heeft erflater een testament laten opmaken waarbij hij zijn dochter mevrouw [naam 2] heeft uitgesloten als erfgenaam en zijn stiefdochter mevrouw [erfgenaam] (hierna: [erfgenaam] ) heeft benoemd tot enig erfgenaam en executeur. [erfgenaam] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.
3.3.
[erfgenaam] heeft haar echtgenoot [eiser] toegevoegd als executeur en zij heeft hem gemachtigd om de nalatenschap van erflater te beheren.
3.4.
Voorafgaand aan zijn overlijden had erflater een affectieve relatie met [gedaagde] .
Van [gedaagde] heeft een dochter, [naam 1] , die in Nieuw-Zeeland woont.
3.5.
In het jaar voorafgaand aan het overlijden van erflater zijn er regelmatig (kleine) bedragen overgeboekt van de bankrekening bij SNS op naam van erflater (hierna: de SNS-rekening) naar de bankrekening op naam van [naam 1] . In de periode van 26 maart tot en 28 maart 2022 is de opnamelimiet voor de SNS-rekening verhoogd en zijn er vanaf deze rekening via internetbankieren de volgende bedragen overgeboekt naar de bankrekening van [naam 1] :
26 maart 2022 € 1.000
27 maart 2022 € 5.000
27 maart 2022 €10.000
28 maart 2022 €10.000
28 maart 2022 € 3.074,68
28 maart 2022 € 0,34
Totaal €29.075,02
3.6.
Hierna is de SNS-bankrekening opgeheven.
3.7.
Op 7 april 2022 is erflater naar het hospice verhuisd. Kort daarvoor zijn [eiser] , [erfgenaam] en [gedaagde] bij erflater thuis geweest omdat hij hen nog iets wilde geven voordat hij zou overlijden. Er lagen enveloppen klaar met contant geld. Er was een envelop met € 3.000 voor [eiser] en [erfgenaam] , een envelop met € 2.000 voor hun zoon [naam 3] , een envelop met € 2.000 voor hun kleindochter [naam 4] en een envelop met € 5.000 voor [gedaagde] om een reis naar Nieuw-Zeeland te kunnen maken.
3.8.
Op 10 november 2022 heeft [erfgenaam] ten overstaan van de politie aangifte gedaan van verduistering door Van [gedaagde] .
3.9.
[eiser] heeft op 11 november 2022 via e-mail contact opgenomen met de fraudespecialist van SNS. De bank heeft [eiser] bij e-mail van 16 november 2022 – kort samengevat – laten weten dat de transacties werden uitgevoerd met een Samsung Galaxy Note (SM-N770F), het bij de bank bekende telefoontoestel waarmee actief gebruik werd gemaakt van internetbankieren. Op 27 maart 2022 is een aanvraag gedaan voor verhoging van de limiet voor het opnemen van geld bij een geldautomaat en verhoging van de tokenlimiet om hogere bedragen over te kunnen maken. De bank heeft vervolgens telefonisch bij erflater nagevraagd of de limieten door hemzelf waren aangevraagd. Erflater heeft telefonisch te kennen gegeven dat dit zijn bedoeling was.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 34.075,02 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van overlijden van erflater;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
4.2.
Hij legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] in de periode voorafgaand aan het overlijden van erflater als zaakwaarnemer zijn financiën heeft beheerd en dat zij hierbij niet de benodigde zorgvuldigheid heeft betracht. [eiser] stelt dat [gedaagde] heeft nagelaten om rekening en verantwoording over het door haar gevoerde beheer af te leggen. Hij voert hiertoe – kort samengevat – aan dat [gedaagde] in de periode van 26 tot en met 29 maart 2022 een bedrag van € 29.075,02 heeft overgeboekt naar de rekening op naam van haar dochter en dat zij in de maanden daarvoor ook nog een bedrag van circa € 5.000 heeft overgeboekt naar diezelfde rekening. Omdat zij hierover geen rekening en verantwoording heeft afgelegd, meent [eiser] dat [gedaagde] dit bedrag van in totaal € 34.075,02 aan de nalatenschap moet vergoeden.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in proceskosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Zij voert aan dat erflater zijn financiën altijd zelf heeft verzorgd en dat er van zaakwaarneming geen sprake is geweest. Zij stelt dat zij erflater slechts in praktische zin heeft bijgestaan bij het internetbankieren door haar smartphone hiervoor ter beschikking te stellen. De voor het internetbankieren benodigde codes leverde erflater altijd zelf aan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Productie 9 en 10
5.1.
[eiser] heeft als productie 9 een USB-stick met geluidsopname van een gesprek op 4 april 2022 tussen hemzelf, [erfgenaam] en [gedaagde] overgelegd en als productie 10 enkele citaten uit dit gesprek aangevuld met opmerkingen van [eiser] . [gedaagde] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling bezwaar tegen deze producties gemaakt omdat zij geen USB-stick heeft ontvangen, het wel door [eiser] verstrekte audio-bestand niet kon afspelen, en het transcript van het gesprek onvolledig is. De rechtbank overweegt dat een partij die bij gelegenheid van een mondelinge behandeling nog producties of andere bewijsstukken in het geding wenst te brengen er voor zorg dient te dragen dat de rechtbank en de wederpartij in beginsel op gelijke wijze een afschrift van de in het geding te brengen producties of (andere) bewijsmiddelen ontvangen. Dit betekent dat, zeker nadat [gedaagde] had aangegeven het audio-bestand niet te kunnen afspelen, [eiser] onverwijld alsnog een USB-stick aan [gedaagde] had dienen te verstrekken. Nu [eiser] dit niet heeft gedaan, zal de rechtbank productie 9 weigeren. Productie 10 deelt, nu het transcript onvolledig is en Van [gedaagde] de juistheid van de wel opgenomen citaten niet kan controleren, hetzelfde lot.
Zaakwaarneming?
5.2.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Allereerst moet worden beoordeeld of van [gedaagde] als zaakwaarnemer de belangen van erflater heeft behartigd en zo ja, vanaf welk moment. Van zaakwaarneming is sprake als een persoon zich willens en wetens en op redelijke grond inlaat met de behartiging van de belangen van een ander, zonder de bevoegdheid hiertoe te ontlenen aan een rechtshandeling of een andere in de wet geregelde rechtsverhouding. De vraag is dus of [gedaagde] op enig moment de financiële belangen van erflater is gaan behartigen omdat – zoals [eiser] stelt – erflater hiertoe niet meer zelf in staat was.
Tot 28 maart 2022 geen sprake van zaakwaarneming
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat er tot en met 28 maart 2022 geen sprake is geweest van zaakwaarneming door [gedaagde] . Zij licht haar oordeel als volg toe.
5.4.
[eiser] stelt weliswaar dat erflater door zijn ziekte al geruime tijd niet meer in staat was om zich met zijn financiën bezig te houden, maar [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens haar was erflater tot kort voor zijn overlijden goed in staat om betalingen te verrichten. Hij maakte daarbij voor het internetbankieren gebruik van haar smartphone, maar [gedaagde] beschikte zelf niet over de daarvoor benodigde inloggegevens en (pin)codes. Deze werden door erflater zelf aangeleverd en ingevoerd. Ook de overboekingen in de periode van 26 tot en met 28 maart 2022 zijn volgens [gedaagde] door erflater zelf verricht.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] onvoldoende concrete feiten naar voren heeft gebracht waaruit kan volgen dat [gedaagde] vóór 28 maart 2022 de financiële belangen van erflater als zaakwaarnemer heeft behartigd of dat er anderszins sprake is geweest van een vorm van vermogensbeheer door [gedaagde] . Bovendien vinden de stellingen van [gedaagde] bevestiging in het e-mailbericht van de fraudespecialist van SNS waaruit volgt dat erflater op 27 maart 2022 in een telefoongesprek heeft bevestigd toestemming te hebben gegeven voor de verhoging van de opnamelimiet van de SNS-rekening, waaruit kan worden afgeleid dat [erflater] er mee instemde dat er vanaf zijn rekening aanzienlijke bedragen naar een andere rekening werden overgeboekt.
5.6.
Er bestaat voor [gedaagde] dan ook geen verplichting om rekening en verantwoording af te leggen over de behoorlijkheid van haar handelen in de periode vóór 28 maart 2022. Het deel van de vordering van [eiser] dat ziet op terugbetaling van het bedrag van circa € 5.000 dat in de maanden vóór 28 maart 2022 is overgeboekt van de SNS-rekening naar de bankrekening van [naam 1] , zal daarom worden afgewezen.
Zaakwaarneming vanaf 28 maart 2022
5.7.
Vaststaat dat het volledige saldo van de SNS-rekening ten bedrage van € 29.075,02 in de periode van 26 tot en met 28 maart 2022 is overgeboekt naar de bankrekening van [naam 1] . Ter zitting is verder vast komen te staan dat [gedaagde] kon beschikken over het saldo op de bankrekening van haar dochter. Zij heeft aangegeven dat zij beschikte over een bankpas van deze rekening waarmee zij betalingen kon verrichten en contant geld kon opnemen.
5.8.
[gedaagde] heeft verder verklaard dat deze bedragen naar de rekening van [naam 1] zijn overgeboekt zodat zij het betreffende saldo in de laatste levensfase van erflater kon besteden overeenkomstig zijn wensen:
  • een bedrag van € 3.000 zou worden gereserveerd voor de uitvaart;
  • een bedrag van € 3.000 zou naar [eiser] en [erfgenaam] gaan;
  • een bedrag van € 2.000 zou naar [naam 3] gaan;
  • een bedrag van € 2.000 zou naar [naam 4] gaan;
  • een bedrag van € 5.000 zou naar Van [gedaagde] gaan
  • het resterende gedeelte was bedoeld om in de laatste behoeften van erflater te voorzien;
5.9.
[gedaagde] stelt dat zij de bedragen van € 3.000 (voor [eiser] en [erfgenaam] ), € 2.000 (voor [naam 3] ), € 2.000 (voor [naam 4] ) en € 5.000 (voor haarzelf) kort na de overboeking in contanten heeft opgenomen en in enveloppen heeft gedaan die vervolgens zijn afgegeven aan de betreffende personen. [eiser] heeft bevestigd dat de enveloppen met genoemde inhoud in het bijzijn van erflater zijn uitgedeeld.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat waar het gaat om de besteding van het bedrag van € 29.075,02 [gedaagde] als zaakwaarnemer van erflater kan worden aangemerkt. [gedaagde] heeft op de zitting onweersproken toegelicht dat het de bedoeling van erflater was dat, met het overmaken van het geld naar de rekening van [naam 1] , Van [gedaagde] ten behoeve van hem uitgaven kon doen. Nu [gedaagde] zonder opdracht of andere rechtshandeling de financiële belangen van erflater ook daadwerkelijk heeft behartigd, is er sprake van zaakwaarneming.
Heeft [gedaagde] als goed zaakwaarnemer gehandeld?
5.11.
Vervolgens rijst de vraag of [gedaagde] hierbij als een goed zaakwaarnemer heeft gehandeld. Een zaakwaarnemer is op grond van het bepaalde in artikel 6:199 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht om bij de waarneming de nodige zorg te betrachten en om aan de belanghebbende rekening en verantwoording af te leggen. Het niet nakomen van deze verplichtingen levert een tekortkoming op in de zin van artikel 6:74 BW waarvoor de zaakwaarnemer ten opzichte van de belanghebbende(n) aansprakelijk is. [eiser] kan als executeur van de nalatenschap van erflater als belanghebbende worden aangemerkt.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] voor wat betreft de besteding van een bedrag van in totaal € 15.000 voldoende rekening en verantwoording heeft afgelegd. [eiser] heeft niet weersproken dat [gedaagde] de kosten van de uitvaart heeft voldaan en hij heeft bevestigd dat de enveloppen met inhoud terecht zijn gekomen bij de juiste personen overeenkomstig de wens van erflater.
5.13.
Op de vraag van de rechtbank waaraan [gedaagde] het resterende bedrag van ruim € 14.000 heeft besteed, heeft [gedaagde] geantwoord dat het de wens van erflater was dat zij dit bedrag zou besteden ten behoeve van zijn levensonderhoud gedurende zijn laatste levensfase en om het hem in deze periode zo comfortabel mogelijk te maken. Zij stelt dat zij dit bedrag overeenkomstig deze wens heeft uitgegeven en dat zij met dit geld onder meer een sta-op-stoel en diverse verzorgingsmiddelen heeft gekocht.
5.14.
Vast staat dat de periode van zaakwaarneming uiteindelijk maar twee weken heeft geduurd. Immers, in de periode van 26 tot en met 28 maart 2022 zijn de gelden van de SNS-rekening overgeboekt naar de rekening van [naam 1] , vervolgens is erflater op 7 april 2022 naar het hospice gegaan waar hij op [sterfdag] 2022 is overleden. Op de vraag hoe het kan dat [gedaagde] in deze korte periode een bedrag van ruim € 14.000 heeft uitgegeven heeft zij geen duidelijk antwoord kunnen geven. Zij heeft te kennen gegeven dat zij niet over bewijzen, bonnen of facturen beschikt van de aankopen die zij in deze periode heeft gedaan. Evenmin heeft [gedaagde] rekeningafschriften in het geding gebracht waaruit volgt waaraan zij het bedrag van ruim € 14.000 heeft besteed. Dit had als zaakwaarnemer wel van haar kunnen worden verlangd. Als goed zaakwaarnemer had zij haar uitgaven immers in kaart moeten brengen en had zij een eventueel resterend bedrag ten gunste moeten laten komen van de nalatenschap.
5.15.
Omdat [gedaagde] geen rekening en verantwoording heeft afgelegd over de besteding van het resterende bedrag van € 14.075,02 en ook anderszins niet is komen vast te staan waaraan zij dit bedrag heeft uitgegeven, moet het ervoor worden gehouden dat zij dit bedrag niet ten behoeve van erflater heeft besteed. De nalatenschap van erflater heeft daardoor schade geleden voor een bedrag van € 14.075,02. Omdat [gedaagde] als zaakwaarnemer tekortgeschoten is in de uitvoering van haar taak, zal zij deze schade aan de nalatenschap moeten vergoeden.
Slotsom
5.16.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] voor een deel zal worden toegewezen in die zin dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 14.075,02 aan de nalatenschap van erflater.
Proceskosten
5.17.
Gelet op de verhouding tussen partijen, de aard van het geschil en de omstandigheid dat de vordering slechts gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de rechtbank bepalen dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaald.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 14.075,02 aan de nalatenschap van erflater, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf [sterfdag] 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.
1366