ECLI:NL:RBDHA:2024:5208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/09/663959/KG RK 24-473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechterlijke beslissing in strafzaak

Op 10 april 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was in een strafzaak tegen het Centraal Justitieel Incassobureau (CVOM), stelde dat de kantonrechter, mr. M. Diepenhorst, vooringenomen was omdat deze weigerde de zaak direct terug te verwijzen naar het CVOM. Het wrakingsverzoek was ingediend na een zitting op 15 maart 2024, waar de verzoeker zijn gronden voor wraking uiteenzette. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. In dit geval was er geen sprake van vooringenomenheid, aangezien de kantonrechter geen definitieve beslissing had genomen, maar eerst in gesprek wilde gaan over de opgelegde boete. De wrakingskamer benadrukte dat een procedurele beslissing van een rechter geen grond kan zijn voor wraking, en dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar was. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/30
zaak- /rekestnummer: C/09/663959 / KG RK 24-473
Beslissing van 10 april 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Diepenhorst,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 15 maart 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 2 april 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 10920827 MB VERZ 24-616 tussen verzoeker en het CVOM.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd, voor zover van belang:
“Ik hoor de vertegenwoordiger van de officier van justitie, desgevraagd door de kantonrechter, zeggen dat het beroep in de administratieve fase wel tijdig is ingesteld. De officier van justitie heeft het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Daarom wil ik dat u nu beslist dat u de zaak terugverwijst naar het CVOM. Als u dat niet doet, ga ik u wraken. Ik hoor u zeggen dat u daar nu niet op beslist maar eerst in gesprek wilt over de boete die is opgelegd. Nu u weigert de zaak nu terug te verwijzen maar de zaak ter zitting wilt afdoen, verklaar ik hierbij dat ik de kantonrechter wraak.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Naar de wrakingskamer begrijpt vindt verzoeker de kantonrechter vooringenomen omdat deze weigerde de zaak direct terug te verwijzen naar het CVOM.
3.3
Een beslissing om een zaak al dan niet (direct) terug te verwijzen naar, in dit geval, het CVOM is een (procedurele) rechterlijke beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Alleen als de motivering van die (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat hiervan sprake is, is echter niet gesteld of gebleken. Blijkens het proces-verbaal heeft de rechter immers feitelijk geen (toewijzende of afwijzende) beslissing op het verzoek genomen, maar aangegeven eerst nog in gesprek te willen gaan over de boete. Daaruit blijkt niet van vooringenomenheid van de rechter. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.