ECLI:NL:RBDHA:2024:5203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
NL23.33403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling opvolgende asielaanvraag van eiser uit Kameroen met betrekking tot pleegfamilieband en echtheid van documenten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag, die hij op 26 januari 2022 indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 20 oktober 2023 niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelde het beroep op 6 december 2023 en heropende het onderzoek op 13 december 2023, waarbij de staatssecretaris om nadere inlichtingen werd verzocht. Op 9 januari 2024 verstrekte de staatssecretaris de gevraagde informatie, waarna het onderzoek op 4 maart 2024 werd gesloten.

De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, aan de hand van de argumenten van eiser. Eiser, geboren in Kameroen, heeft eerder asiel aangevraagd en stelt dat hij een pleegfamilieband heeft met zijn pleegbroer, die betrokken was bij een conflict in Kameroen. De staatssecretaris had eerder de asielaanvraag afgewezen omdat eiser de pleegfamilieband niet had onderbouwd. Eiser heeft nu documenten overgelegd ter onderbouwing van deze band, maar de staatssecretaris concludeerde dat deze documenten niet relevant waren voor de asielaanvraag.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een besluit te nemen zonder eiser de kans te geven om een contra-expertise te laten uitvoeren. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt hem op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33403

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer],
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Hij heeft de aanvraag op 26 januari 2022 ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 20 oktober 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.
3. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 december 2023 heropend en heeft de staatssecretaris om nadere inlichtingen verzocht. Op 9 januari 2024 heeft de staatssecretaris de gevraagde inlichtingen verstrekt. Eiser heeft daarop gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op 4 maart 2024 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Voorgeschiedenis
5. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Kameroense nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 23 januari 2019 in Nederland zijn eerste asielaanvraag ingediend. Hij heeft op 19 februari 2019 ook aangifte gedaan van mensenhandel. Naar aanleiding van die aangifte is aan eiser op tijdelijke humanitaire gronden een verblijfsvergunning verleend van 19 februari 2019 tot (na verlenging) 19 februari 2021. Eiser heeft daarop zijn asielaanvraag van 23 januari 2019 ingetrokken.
6. Op 30 oktober 2020 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag gedaan. Eiser heeft aan die asielaanvraag – onder meer – ten grondslag gelegd dat hij als kind zijn biologische ouders ([Vader] en [Moeder]) heeft verloren en dat hij is opgegroeid in een pleeggezin. Eiser heeft in 2015 Kameroen verlaten, maar nadien is er in Kameroen een conflict ontstaan. Zijn pleegbroer, generaal [Pleegbroer], heeft zich tijdens dit conflict ingezet voor een onafhankelijk Ambazonia. De pleegouders van eiser ([Pleegvader] en [Pleegmoeder]) zijn in 2017 vermoord en ook [Pleegbroer] is op 21 december 2018 omgekomen als gevolg van een gevecht met het Kameroense leger.
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag met het besluit van 13 juli 2021 afgewezen, onder meer omdat eiser zijn gestelde pleeggezinsband met [Pleegbroer] niet heeft onderbouwd. Om die reden heeft de staatssecretaris ook niet geloofwaardig geacht dat eiser vanwege de gestelde pleegfamilieband in de negatieve belangstelling staat van de Kameroense autoriteiten. Het beroep van eiser tegen de afwijzende beschikking is door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, op 30 november 2021 ongegrond verklaard [1] . Die uitspraak is in hoger beroep door de Afdeling [2] op 21 januari 2022 bevestigd [3] .
De huidige aanvraag
7. Eiser heeft bij zijn huidige, opvolgende asielaanvraag documenten overgelegd ter nadere onderbouwing van de gestelde pleegfamilieband:
 een akte betreffende het overlijden op 12 december 2000 van zijn biologische vader, [Vader];
 een akte betreffende het overlijden op 12 december 2000 van zijn biologische moeder, [Moeder];
 een adoptiecertificaat van 17 juli 2003 waarop [Pleegvader] en [Pleegmoeder] zijn vermeld als adoptiefouders van eiser;
 een geboorteakte van eiser, waarop [Vader] en [Moeder] als biologische ouders zijn vermeld, opgemaakt op 27 april 2011;
 een geboorteakte van [Pleegbroer], waarop [Pleegvader] en [Pleegmoeder] als biologische ouders zijn vermeld, opgemaakt op 15 juni 2013.
Het bestreden besluit
8. De staatssecretaris heeft de ingebrachte bewijsstukken aangemerkt als nieuw gebleken elementen en/of bevindingen. De staatssecretaris is echter tot de conclusie gekomen dat de documenten niet relevant zijn voor de asielaanvraag, omdat op voorhand kan worden uitgesloten dat deze kunnen afdoen aan (de overwegingen van) het eerder op 13 juli 2021 genomen besluit. De staatssecretaris heeft zich in dat verband mede gebaseerd op onderzoek van het Bureau Documenten. De staatssecretaris heeft daar nog aan toegevoegd dat de tijdens het gehoor afgelegde verklaringen niet kunnen leiden tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft om die reden met het bestreden besluit de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit nog vermeld dat hij niet bereid is om de besluitvorming aan te houden in afwachting van de uitkomst van een contra-expertise.
De beroepsgronden
9. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris de besluitvorming ten onrechte niet heeft aangehouden in afwachting van de uitkomst van de contra-expertise. Eiser stelt dat hij op 20 september 2022 toestemming heeft gegeven aan Bureau Documenten om de originele documenten of gewaarmerkte kleurenkopieën door te sturen naar de Kameroense ambassade en dat hij erop heeft vertrouwd dat dat ook daadwerkelijk zou gebeuren. In de tussentijd heeft hij zelf op 17 april 2023 kleurenkopieën aan de ambassade toegezonden. De ambassade heeft daarop niet gereageerd. Op 7 november 2023 heeft hij de Kameroense ambassade in Den Haag bezocht met de kleurenkopieën. De medewerker van de ambassade zou daar hebben gezegd dat geen onderzoek kan worden gestart naar de echtheid van de documenten met kleurenkopieën. Daarop heeft eiser de IND bij brief van 22 november 2023 verzocht om retournering van de originele documenten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Pleegfamilieband met [Pleegbroer]
10. Dat eiser zijn pleegfamilieband met [Pleegbroer] op 13 juli 2021 niet aannemelijk heeft gemaakt, staat in rechte vast. Eiser heeft in de vorige asielprocedure geen documenten overgelegd die de gestelde pleegfamilieband onderbouwen. De rechtbank ziet zich in de huidige procedure in eerste instantie voor de vraag gesteld of de overgelegde documenten de gestelde pleegfamilieband wel kunnen onderbouwen.
11. De constatering van de staatssecretaris dat de overgelegde geboorteaktes op zichzelf niets zeggen over de gestelde pleegfamilieband tussen eiser en [Pleegbroer], is correct. Echter, de geboorteaktes in combinatie met de overlijdensaktes van de biologische ouders van eiser en het adoptiecertificaat kunnen de gestelde pleegfamilieband wel degelijk onderbouwen. Immers, de ouders die op de geboorteakte van [Pleegbroer] zijn vermeld, zijn als adoptiefouders op het adoptiecertificaat van eiser vermeld. Het standpunt van de staatssecretaris, dat de overgelegde documenten op voorhand niet kunnen afdoen aan de overwegingen in het eerder genomen besluit van 13 juli 2021, wordt om die reden niet zonder meer gevolgd. Of de documenten daadwerkelijk kunnen afdoen aan de eerdere overwegingen, zal afhangen van de echtheid van de documenten.
Zorgvuldigheid
12. De staatssecretaris heeft de geboorteaktes van eiser (nummer 625/2011) en [Pleegbroer] (nummer 462/2013) en het adoptiecertificaat door Bureau Documenten laten onderzoeken op echtheid. In de verklaring van onderzoek van 19 april 2022 heeft het Bureau Documenten geconcludeerd dat de geboorteaktes ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt’ zijn, en dat het adoptiecertificaat ‘hoogstwaarschijnlijk niet echt’ is. Uit de verklaringen van onderzoek van 1 december 2023 en 6 december 2023 van het Bureau Documenten blijkt echter dat de geboorteaktes alsnog ‘hoogstwaarschijnlijk echt’ zijn bevonden. Over het adoptiecertificaat geeft het Bureau Documenten aan dat de overgelegde gewaarmerkte kopieën niets wijzigen aan de conclusie over het originele document zoals gegeven in de verklaring van onderzoek van 19 april 2022.
12. De rechtbank gaat, gelet op het voorgaande, er dan ook van uit dat de geboorteaktes van eiser en [Pleegbroer] hoogstwaarschijnlijk echt zijn.
14. Omdat de echtheid van het adoptiecertificaat wel in geschil is, zal zij hier verder op ingaan.
15. De verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 19 april 2022 is op 1 augustus 2022 aan eiser aangeboden. Op 29 augustus 2022 heeft eiser telefonisch aangegeven dat hij een contra-expertise wil laten verrichten. De staatssecretaris heeft vervolgens eiser op 31 augustus 2022 geïnformeerd dat hij de ambassade kan verzoeken om een contra-expertise te verrichten. Daarbij is aangegeven dat eiser de door de IND geleverde en gestempelde kleurenkopieën van de te onderzoeken documenten bij de ambassade moet aanleveren. Vermeld is tevens dat het niet mogelijk is om de originele documenten via Bureau Documenten bij de ambassade aan te bieden en dat, als de ambassade te kennen geeft geen onderzoek te kunnen uitvoeren op kleurenkopieën van de documenten, het Bureau Documenten afspraken zal maken met de desbetreffende ambassade over het aanbieden van de documenten. Bij de brief van 31 augustus 2022 is een blanco toestemmingsverklaring gevoegd, waarmee aan Bureau Documenten toestemming kan worden gegeven om documenten of gewaarmerkte kleurenkopieën op te sturen naar een in te vullen organisatie of persoon voor onderzoek.
16. Eiser heeft de toestemmingsverklaring op 20 september 2022 ingevuld en ondertekend geretourneerd aan de IND en heeft daarin het Bureau Documenten toestemming gegeven om de adoptieakte en de twee geboorteaktes toe te zenden aan de Ambassade van Kameroen in Den Haag.
17. Vast staat dat die toezending niet heeft plaatsgevonden.
18. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door een besluit te nemen op de opvolgende aanvraag, zonder eiser de gelegenheid te geven om een contra-expertise te laten verrichten of mee te werken aan een contra-expertise door middel van het opsturen van de documenten die het Bureau Documenten in zijn bezit heeft aan de Kameroense ambassade. De staatssecretaris heeft in zijn brief van 31 augustus 2022 uitdrukkelijk te kennen gegeven dat de mogelijkheid voor een contra-expertise bestaat, en dat het daarbij ook mogelijk is om het Bureau Documenten toestemming te geven om bepaalde documenten door te sturen naar een aan te wijzen organisatie/persoon voor een contra-expertise. Eiser heeft ook uitdrukkelijk – telefonisch en met de toestemmingsverklaring – te kennen gegeven dat hij van die mogelijkheid gebruik wil maken. Dat de staatssecretaris vervolgens toch een besluit neemt op de aanvraag, en eiser daarbij wijst op zijn eigen verantwoordelijkheid voor het laten verrichten van de contra-expertise, acht de rechtbank onzorgvuldig.
Contra-expertise
19. Eiser heeft op 4 december 2023 alsnog een bevestiging van echtheid van de Kameroense ambassade van het adoptiecertificaat ingebracht. Een kleurenkopie van het adoptiecertificaat is door een Kameroense rechtbank en thans op 4 december 2023 door de Kameroense ambassade in Den Haag voorzien van stempels (onder andere ‘Certified True Copy’ en ‘vu, bon pour légalisation’), handtekeningen en een zegel ‘legalisation/ authentication’. Eiser heeft een kleurenkopie van het gewaarmerkte adoptiecertificaat overgelegd. Zoals weergegeven onder 12 heeft het Bureau Documenten aangegeven dat deze gewaarmerkte kopie niets wijzigt aan de conclusie met betrekking tot de echtheid van het adoptiecertificaat.
20. De rechtbank heeft de staatssecretaris na de heropening van het onderzoek verzocht om Bureau Documenten een vergelijking te laten maken tussen het originele adoptiecertificaat dat door hem is onderzocht op 19 april 2022, en de gewaarmerkte en gelegaliseerde kleurenkopie van hetzelfde adoptiecertificaat. De staatssecretaris heeft op 9 januari 2024 de rechtbank bericht dat er volgens het Bureau Documenten geen verschil waarneembaar is tussen het destijds onderzochte adoptiecertificaat en het document dat is voorzien van de stempels van de rechtbank en ambassade. Wel plaatst het Bureau Documenten vraagtekens bij de waarde van de legalisatie, bijvoorbeeld bij het stempel ‘Certified True Copy’ omdat het originele document vanaf 19 april 2022 gedeponeerd was bij het Bureau Documenten.
20. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook gevraagd of hij alsnog aanleiding ziet om de originele documenten dan wel de door het Bureau Documenten gewaarmerkte kleurenkopieën aan de Kameroense ambassade te verstrekken voor een contra-expertise van echtheid. De staatssecretaris heeft aangegeven daarvoor geen aanleiding te zien, omdat eiser niet de werkwijze voor een contra-expertise heeft gevolgd zoals beschreven in de brief van 31 augustus 2022. Daarbij merkt de staatssecretaris op dat hij al door Bureau Documenten gestempelde kleurenkopieën aan eiser heeft verstrekt.
22. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de staatssecretaris niet getuigt van een zorgvuldige werkwijze en dat de staatssecretaris ook niet heeft gehandeld in lijn met de samenwerkingsverplichting die volgt uit artikel 31, tweede lid, van de Vw. Mogelijk heeft eiser niet geheel gehandeld overeenkomstig de werkwijze die is beschreven in de brief van 31 augustus 2022, maar daar staat tegenover dat de staatssecretaris dat ook niet heeft gedaan. Het dossier getuigt van miscommunicatie tussen eiser en de staatssecretaris gedurende de gehele procedure van de opvolgende aanvraag. Bovendien heeft het Bureau Documenten niet inzichtelijk gemaakt waarom geen aanleiding bestaat om mee te werken aan een contra-expertise. In de brief van 9 januari 2024 is immers aangegeven dat er geen vergelijkingsmateriaal beschikbaar is voor het stempel en handtekening van een rechtbank en dat het stempel ‘Certified True Copy’ vragen oproept. Naar het oordeel van de rechtbank zou dit juist aanleiding moeten vormen om mee te werken met een contra-expertise.

Conclusie en gevolgen

23. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de opvolgende aanvraag te nemen. De rechtbank is van oordeel dat eiser alsnog, op zorgvuldige wijze en in samenwerking met de staatssecretaris, de gelegenheid moet krijgen om – bij grote voorkeur: het origineel van – de adoptieakte die eiser op zijn toestemmingsverklaring heeft vermeld, óf anders door het Bureau Documenten gewaarmerkte kleurenkopieën van dat document voor een deugdelijke contra-expertise voor te leggen aan de Kameroense ambassade. Zo nodig dient de staatssecretaris eiser daarbij behulpzaam te zijn.
24. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak, en met name met wat hiervoor onder 22 is overwogen. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor tien weken.
25. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Eiser heeft ook een kwitantie ingebracht van de Kameroense ambassade van € 30,- voor de bevestiging van echtheid van het adoptiecertificaat. Ook deze kosten moet de staatssecretaris vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 oktober 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de opvolgende aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris eiser in elk geval, op zorgvuldige wijze en in samenwerking met de staatssecretaris, in de gelegenheid stelt om
bij grote voorkeur het origineelvan de
adoptieaktedie eiser op zijn toestemmingsverklaring heeft vermeld, óf anders door het Bureau Documenten gewaarmerkte kleurenkopieën van dat document voor een deugdelijke contra-expertise voor te leggen aan de Kameroense ambassade, en om eiser daarbij zo nodig behulpzaam te zijn;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.780,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummer NL21.11586.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.zaaknummer 202107608/1/V3.