ECLI:NL:RBDHA:2024:5183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/09/662178 / JE RK 24-366. C/09/663086 / JE RK 24-472 & C/09/663102 / JE RK 24-476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 26 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing en een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er niets meer te beslissen valt over de eerder verleende (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp, die liep van 14 maart 2024 tot 27 maart 2024. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft op 15 maart 2024 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, alsook een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige], die te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot het einde van de ondertoezichtstelling op 25 augustus 2024 en de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden toegewezen. De kinderrechter heeft ook voorwaarden gesteld aan de jeugdhulpverlening, waaronder het contact met de hulpverlening en het volgen van de behandeling. De kinderrechter heeft de zaak in het belang van [minderjarige] beoordeeld en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaakgegevens:
I. C/09/662178 / JE RK 24-366 ((spoed)machtiging gesloten jeugdhulp)
II. C/09/663086 / JE RK 24-472 (machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder)
III. C/09/663102 / JE RK 24-476 (voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 26 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter
I.
Niets meer te beslissen over de machtiging gesloten jeugdhulp
II.
Machtiging tot uithuisplaatsing
III.
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. P. Drenth te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.C. Peterse te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 12 maart 2024 heeft de kinderechter in deze rechtbank een (spoed)machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 14 maart 2024 tot 27 maart 2024. De behandeling ten aanzien van het reguliere verzoek tot gesloten jeugdhulp (verzoek I) is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van 26 maart 2024 om 12.45 uur.
1.2.
De kinderrechter heeft op 15 maart 2024 twee nieuwe verzoeken van de gecertificeerde instelling ontvangen (verzoek II en III).
1.4.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 12 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van de gecertificeerde instelling van 15 maart 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing, ontvangen op 15 maart 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, ontvangen op 15 maart 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 16 maart 2024.
1.5.
De gecombineerde mondelinge behandeling met gesloten deuren van de verzoeken I, II en III heeft plaatsgevonden op 26 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.6.
De kinderrechter heeft [minderjarige] voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het bijzijn van haar advocaat gehoord.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten bij [accomodatie] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 augustus 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 augustus 2024.

3.De verzoeken

3.1.
De gecertificeerde instelling heeft per brief van 15 maart 2024 te kennen gegeven het reeds aangehouden verzoek tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp in te trekken (verzoek I).
3.2.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsten in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden (verzoek II). Daarnaast verzoekt de gecertificeerde instelling om een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden (verzoek III). Verzocht wordt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is kwetsbaar en heeft een belaste voorgeschiedenis met onder meer huiselijk geweld en een complex familiesysteem. [minderjarige] is de afgelopen jaren verschillende keren uithuisgeplaatst geweest en heeft al meermaals op gesloten groepen verbleven. Van 19 juni 2023 tot 30 december 2023 verbleef [minderjarige] op een gesloten groep bij Pluryn in [plaatsnaam] . In de periode dat [minderjarige] bij Pluryn verbleef is geprobeerd toe werken naar een thuisplaatsing bij de moeder. Hiervoor is onder meer MDFT ingezet en daarin was een positieve ontwikkeling te zien. Zij is op 30 december weggelopen en bijna twee maanden vermist geweest. [minderjarige] is op 27 februari 2024 aangetroffen in een auto bij haar meerderjarige vriend. Deze man is aangehouden voor onttrekking aan het gezag van [minderjarige] en in de auto zijn grote hoeveelheden contant geld en drugs gevonden. Zowel de moeder als de gecertificeerde instelling hebben ten tijde van de vermissing contact gehad met de meerderjarige vriend van [minderjarige] en hij heeft in elk gesprek aangegeven dat hij geen contact had met [minderjarige] en niet wist waar zij was. Door het weglopen van [minderjarige] is de band tussen haar en de moeder opnieuw verstoord geraakt. De inzet van hulpverlening is daarom nodig om de band tussen [minderjarige] en de moeder te herstellen en te onderzoeken of thuisplaatsing nog mogelijk is. Sinds 28 februari 2024 verblijft [minderjarige] middels een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp op een gesloten groep in [accomodatie] . De gecertificeerde instelling ziet een hardnekkig patroon waarin [minderjarige] het goed doet in de kaders van gesloten jeugdhulp maar terugvalt als zij meer vrijheden krijgt. Volgens de gecertificeerde instelling is een gesloten machtiging nu niet meer wenselijk voor [minderjarige] . Een thuisplaatsing is momenteel ook nog niet mogelijk. In overleg met [accomodatie] lijkt een voorwaardelijke gesloten machtiging in combinatie met een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing een goede stok achter de deur voor [minderjarige] . Hierdoor kan [minderjarige] op haar huidige groep op [accomodatie] blijven, met groepsleiding die voor haar al vertrouwd is. Dit is van belang voor [minderjarige] omdat zij dan ook meer open durft te zijn. Vanuit deze plek kan gewerkt worden aan de vertrouwensband tussen [minderjarige] en de moeder, haar weerbaarheid en zelfstandigheid en kan gewerkt worden aan het maken van de juiste keuzes in een open setting. Het MDFT-traject kan langer doorlopen tot eind mei 2024, zodat er een goede overdracht kan zijn met de ambulante hulpverlener van [accomodatie] die dit verder over zal nemen. Het doel is om vanuit [accomodatie] opnieuw toe te werken naar een thuisplaatsing of als dit niet mogelijk is naar kamertraining. De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 14 maart 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Om het voorgaande te bewerkstelligen verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden en een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is ingestemd met het verzochte. Het plan om een voorwaardelijke machtiging te verzoeken kwam vanuit [minderjarige] en haar advocaat. Dit sluit ook het beste aan bij de wensen van [minderjarige] . Zij begrijpt goed wat de voorwaarden zijn en kan hier mee instemmen.
4.2.
Namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Zij kan zich vinden in het plan.

5.De beoordeling

5.1.
Blijkens de brief van 15 maart 2024 heeft de gecertificeerde instelling te kennen gegeven het reeds aangehouden verzoek ten aanzien van het verlenen van een machtiging in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp in te trekken. De kinderrechter constateert daarom dat zij ten aanzien van dat verzoek (verzoek I) geen beslissing meer hoeft te nemen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW) en verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet).
5.3.
Daarbij overweegt de kinderrechter als volgt. Het is goed te horen dat de afgelopen weken op [accomodatie] positief zijn verlopen en [minderjarige] al weer vrijheden heeft mogen opbouwen. De kinderrechter ziet – net als de onafhankelijke gedragswetenschapper en de gecertificeerde instelling – een patroon waarbij [minderjarige] binnen de geslotenheid lijkt te profiteren van de kaders die haar geboden worden en het goed gaat met haar, maar waarbij zij -zodra zij meer vrijheden krijgt- weer vervalt in haar oude gedrag. Hierdoor is meermaals de overgang van een gesloten naar een open groep niet goed verlopen. Om de overstap naar een vervolgplek vanuit de geslotenheid kleiner en minder risicovol te maken hebben de gecertificeerde instelling, de hulpverlening en [minderjarige] een plan opgesteld waarbij [minderjarige] middels een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing in combinatie met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp op haar huidige groep kan blijven zonder de vrijheidsbeperkende maatregelen, maar met een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter kan zich in dit plan vinden. Momenteel kan [minderjarige] nog niet naar huis en vanuit de stabiele en veilige plek op [accomodatie] zal de komende maanden verder onderzocht moeten worden of een thuisplaatsing nog mogelijk is of dat een kamertraining-traject voor [minderjarige] het meest passend is. Daarnaast kan op deze wijze de overgang van gesloten naar een open setting zorgvuldig begeleid worden en kan [minderjarige] in een voor haar vertrouwde omgeving oefenen met het hebben van meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Gelet op het eerder genoemde patroon, de ernstige zorgen die er nog steeds zijn en de voorheen onttrekkende houding van [minderjarige] is de kinderrechter van oordeel dat alleen door het naleven van voorwaarden de ernstige belemmering in haar ontwikkeling afgewend kan worden en haar veiligheid gewaarborgd kan worden. De voorwaardelijke machtiging kan [minderjarige] de noodzakelijke begrenzing bieden die zij nodig heeft. Verder kan de voorwaardelijke machtiging [minderjarige] ook stimuleren en motiveren om zich aan de afspraken te houden. Naast de voorwaardelijke machtiging is de reguliere machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om de plek van [minderjarige] op [accomodatie] te waarborgen.
5.4.
De jeugdhulpaanbieder [accomodatie] heeft in het hulpverleningsplan dat is samengesteld en getekend op 14 maart 2024 de volgende voorwaarden gesteld voor [minderjarige] :
- Jij blijft in contact met de hulpverlening.
- Jij blijft je behandeling volgen.
- Jij hebt geen politiecontacten.
- Jij houdt je aan de dag routine van de groep.
- Jij houdt je aan de afspraken die je maakt met de groep.
- Jij volgt scholing.
Tijdens de zitting zijn de voorwaarden besproken en [minderjarige] heeft te kennen gegeven bereid te zijn de voorwaarden na te leven.
5.5.
De kinderrechter heeft geconstateerd dat in het hulpverleningsplan niet concreet is opgenomen welke vormen van jeugdhulp zullen worden ingezet. Daarnaast is niet vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname, terwijl dit beide wettelijke vereisten zijn (artikel 6.1.4., vijfde lid, Jeugdwet). De kinderrechter merkt ook op dat verder geen vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgenomen in het hulpverleningsplan (zoals bepaald in artikel 6.1.4., zesde lid, Jeugdwet).
5.6.
Ter zitting hebben alle belanghebbenden, na een korte schorsing waarin ook contact is geweest met de jeugdhulpaanbieder [accomodatie] , de volgende aanvullingen voor het hulpverleningsplan aan de kinderrechter voorgesteld:
  • De medewerker [naam 2] , behandelcoördinator van [accomodatie] , in samenspraak met [naam 3] , jeugdbeschermer van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, is bevoegd tot het nemen van het besluit dat [minderjarige] wordt opgenomen als zij zich niet houdt aan de vooraf overeengekomen voorwaarden of de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan wordt onttrokken is
  • De jeugdhulp die zal worden ingezet teneinde de opgroei- en opvoedproblemen te verminderen, te stabiliseren, op te heffen of om te gaan met de opgroei- en opvoedproblemen is het verblijf van [minderjarige] op [accomodatie] op groep 7, het inzetten van een coach en het MDFT-traject.
  • Zolang sprake is van verblijf buiten een gesloten accommodatie in het kader van de voorwaardelijke machtiging zullen geen vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet worden. Pas als besloten wordt tot opname in een gesloten accommodatie kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet worden.
5.7.
[minderjarige] , de advocaat van de moeder, de gecertificeerde instelling en blijkens mededeling van de gecertificeerde instelling ook de jeugdhulpaanbieder, hebben kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met de voorgaande aanvullingen.
5.8.
De kinderrechter zal, gelet op de wettelijke vereisten en nu zij dit in het belang van [minderjarige] acht, beslissen dat het hulpverleningsplan dient te worden aangevuld met de hiervoor genoemde punten.
5.9.
Ten aanzien van de termijn van de machtigingen overweegt de kinderrechter dat het belangrijk is dat [minderjarige] de komende maanden nog kan profiteren van de hulpverlening en de plek die [accomodatie] biedt, zodat de overgang naar een vervolgplek zorgvuldig kan plaatsvinden. Gezien het voorgaande is het van belang dat [minderjarige] mogelijk ook nog op een open groep kan verblijven als de voorwaardelijke machtiging is geëindigd. Gelet op het feit dat de ondertoezichtstelling tot 25 augustus 2024 loopt en dit korter is dan de verzochte zes maanden, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing (verzoek II) verlenen tot het einde van de ondertoezichtstelling en afwijzen voor het overige. De voorwaardelijke machtiging zal de kinderrechter (verzoek III) toewijzen voor de verzochte duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het aangehouden verzoek tot de gesloten machtiging (C/09/662178 / JE RK 24-366);
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 26 maart 2024 tot 25 augustus 2024, zijnde het einde van de ondertoezichtstelling (C/09/663086 / JE RK 24-472);
6.3.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 26 maart 2024 tot 26 juni 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld en waarbij het hulpverleningsplan als volgt wordt aangevuld:
- De medewerker [naam 2] , behandelcoördinator van [accomodatie] , in samenspraak met [naam 3] , jeugdbeschermer van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, is bevoegd tot het nemen van het besluit dat [minderjarige] wordt opgenomen, omdat zij zich niet houdt aan de vooraf overeengekomen voorwaarden of de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan wordt onttrokken is
- De jeugdhulp die zal worden ingezet teneinde de opgroei- en opvoedproblemen te verminderen, te stabiliseren, op te heffen of om te gaan met de opgroei- en opvoedproblemen is het verblijf van [minderjarige] op [accomodatie] op groep 7, het inzetten van een coach en het MDFT-traject.
- Zolang sprake is van verblijf buiten een gesloten accommodatie in het kader van de voorwaardelijke machtiging zullen geen vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet worden. Pas als besloten wordt tot opname in een gesloten accommodatie kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet worden (C/09/663102 / JE RK 24-476).
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.