Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.D. Bauman, verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar vast te stellen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. R.G. Jagesar, zich verzette tegen deze wijziging. De rechtbank heeft eerder op 29 maart 2023 voorlopige maatregelen getroffen, waarbij [minderjarige 1] met ingang van 15 april 2023 bij de moeder zou verblijven.
De bijzondere curator, drs. A. van Teijlingen, heeft in haar verslag van 5 november 2023 aangegeven dat [minderjarige 1] en haar broer [minderjarige 2] emotioneel belast zijn door de conflicten tussen hun ouders. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hulpverlening te zoeken om de communicatie te verbeteren. De bijzondere curator heeft een zorgregeling voorgesteld waarbij [minderjarige 1] gelijkmatig tussen beide ouders verblijft, wat de rechtbank heeft overgenomen. De ouders zijn echter niet in staat gebleken om constructief samen te werken, wat de situatie voor de kinderen bemoeilijkt.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader blijft, ondanks de verzoeken van de moeder. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om de voorgestelde zorgregeling te volgen, waarbij [minderjarige 1] in een 50/50 regeling verblijft bij beide ouders. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, aangezien haar werkzaamheden in deze procedure zijn beëindigd. De rechtbank heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.