ECLI:NL:RBDHA:2024:5133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/09/662717 / JE RK 24-431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ondertoezichtstelling en samenwerking tussen ouders en gecertificeerde instelling

Op 21 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, betreffende een minderjarige die voorlopig onder toezicht is gesteld. De Raad verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die al geruime tijd geen onderwijs volgt en met wie geen contact kon worden gelegd. De kinderrechter constateerde dat de samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling verbeterd moet worden, en dat de vader moet laten zien dat hij bereid is om samen te werken met de hulpverlening. De kinderrechter wees het primaire verzoek tot uithuisplaatsing af, omdat er op dat moment geen zicht was op een passende plek voor de minderjarige. Het subsidiaire verzoek om de behandeling van het verzoek aan te houden tot een nader te bepalen zitting werd toegewezen. De kinderrechter benadrukte het belang van het vinden van een passende school voor de minderjarige en de noodzaak van samenwerking tussen de betrokken partijen. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662717 / JE RK 24-431
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.J. Zennipman te ‘s-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 maart 2024;
- het bericht van de vader met bijlagen van 19 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad.
  • de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt primair de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Subsidiair verzoekt zij de beslissing op het verzoek aan te houden tot de zitting over de ondertoezichtstelling, zodat de vader kan laten zien dat hij nu wel in staat is om samen te werken met de gecertificeerde instelling.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds februari is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. Ter zitting is door de vader ingestemd met Ambulante Spoedhulp. Dit en andere hulpverlening is echter niet van de grond gekomen. De vader doet toezeggingen maar komt deze niet na. De vader weigert mee te werken en ervaart gesprekken met hulpverlening als dreigementen. Tijdens deze gesprekken stelt de vader de jeugdbescherming ter discussie en is er geen ruimte om te spreken over [minderjarige] . Mede hierdoor is er geen zicht op [minderjarige] . Door de oude school van [minderjarige] zijn er zorgen over zijn algehele ontwikkeling geuit. De vader heeft deze zorgen ontkent en als reactie een dreigende houding aangenomen ten aanzien van de leerkrachten van de oude school. De oude school heeft een voorstel gedaan voor een school die past bij de behoeften van [minderjarige] . De vader is niet ingegaan op dit voorstel en heeft nog geen nieuwe school gevonden waardoor [minderjarige] sinds de zomervakantie geen onderwijs meer volgt. De Raad ziet geen andere mogelijkheid dan [minderjarige] uit huis te plaatsen om op die manier zicht op hem te krijgen. De Raad ziet graag dat [minderjarige] op een passende plek wordt geplaatst, zoals een gezinshuis, en niet op een crisisplek.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft naar voren gebracht dat hij wil dat [minderjarige] naar school gaat. Hierbij is de vader afhankelijk van het schooldossier van [minderjarige] van de oude school. De vader stelt dat hij hiernaar heeft gevraagd, maar deze niet ontvangen heeft. De advocaat stelt dat een leerplichtambtenaar betrokken moet worden zodat er een samenwerkingsverband tussen potentiële scholen en de vader kan ontstaan om zo een passende school voor [minderjarige] te vinden. De onvrede van de vader komt doordat de vader meent dat de jeugdbescherming verkeerde aannames heeft gedaan en het verzoek baseert op een verkeerd fundament. De vader wil voorkomen dat er een dossier wordt opgemaakt wat inhoudelijk niet klopt. De vader geeft aan bereid te zijn om met de jeugdbescherming samen te werken en afspraken na te komen. De vader ziet dit graag plaatsvinden op een andere locatie dan bij hem thuis. De advocaat brengt naar voren dat een uithuisplaatsing grote impact heeft op het gezin. Ook is er op dit moment nog geen passende plek gevonden voor [minderjarige] waardoor een uithuisplaatsing niet mogelijk is. De advocaat verzoekt dan ook om afwijzing van het verzoek.
4.2.
De moeder verzet zich tegen het verzochte. De moeder stelt dat de vader goed voor [minderjarige] zorgt en benadrukt dat zij graag ziet dat [minderjarige] bij de vader blijft wonen.
4.3.
Gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht bezig te zijn met het zoeken naar een passende plek voor [minderjarige] en op dit moment nog geen passende plek gevonden heeft. Net als de Raad heeft de gecertificeerde instelling geen zicht op [minderjarige] en zijn ontwikkeling. Het is moeilijk de vader te benaderen vanwege zijn afkeer tegen hulpverlening. De vader staat niet stil bij de belangen van [minderjarige] en is vooral bezig met de maatschappij en zijn visie daarop. De gecertificeerde instelling ziet graag een gezinsopname om op die manier het hele gezin de nodige hulpverlening te kunnen bieden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt. [minderjarige] is sinds februari jl. voorlopig onder toezicht gesteld. In de afgelopen periode is het de Raad en de gecertificeerde instelling niet gelukt om in contact te komen met [minderjarige] en zicht op hem te krijgen. Het is zeer zorgelijk dat [minderjarige] al geruime tijd geen onderwijs volgt. Het is belangrijk dat de komende periode aan de slag wordt gegaan met het zoeken van een passende school voor [minderjarige] . De gecertificeerde instelling en mogelijk een leerplichtambtenaar kunnen de vader hierbij helpen. De samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling moet in het belang van [minderjarige] verbeteren. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling in overweging om een gebaar naar vader te maken om bijvoorbeeld initieel het gebruikelijk werkproces aan te passen, zodat de zaak niet meteen afketst op het botsen van principiële standpunten. De vader heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn daadwerkelijk de samenwerking aan te gaan met de hulpverlening. Hij moet dat nu ook laten zien. Het is daarbij van belang dat de vader de komende periode niet weer verzandt in rand- en bijzaken maar juist het belang van [minderjarige] vooropstelt.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat Raad primair verzoekt te vroeg komt, ook overigens omdat op dit moment geen zicht is op een passende plek voor [minderjarige] . Dit verzoek zal worden afgewezen. Het subsidiaire verzoek wordt toegewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het primair verzochte;
6.2.
wijst toe het subsidiair verzochte en houdt in die zin de behandeling van het verzoek aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 2 mei 2024, tegen welke zitting de Raad, de vader, de moeder en de gecertificeerde instelling dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 8 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.