ECLI:NL:RBDHA:2024:5127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/09/662840 / JE RK 24-442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 maart 2024, wordt een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007, behandeld. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaccommodatie. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de minderjarige in overweging genomen, waaronder de kwetsbaarheid van het kind, de onveilige thuissituatie en de zorgen over haar ontwikkeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2024 waren de ouders, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en haar situatie beoordeeld. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de Raad, maar geven aan dat zij niet in de verwijten richting hen kunnen meegaan. De kinderrechter concludeert dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld en dat uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de wens uitgesproken dat er op termijn contactherstel tussen de minderjarige en haar ouders mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662840 / JE RK 24-442
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te Den Haag,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
gezamenlijk wonende in [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- de heer [naam 1] namens de Raad;
- mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] verblijft bij haar vriend [naam 4] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad motiveert dit verzoek als volgt. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. [minderjarige] is meerdere keren van school veranderd en heeft veel faalervaringen op gebied van school en conflicten en onveiligheid in de thuissituatie. Naar eigen zeggen is [minderjarige] mishandeld door de vader en haar broer. [minderjarige] heeft in het verleden meerdere diagnoses gehad en heeft een bovengemiddelde opvoedbehoefte. De ouders zijn niet in staat geweest dit aan [minderjarige] te bieden waardoor het gedrag van [minderjarige] is versterkt en [minderjarige] zich niet begrepen en gehoord voelt. [minderjarige] is meerdere keren weggelopen van huis en heeft een verstoorde relatie met de ouders waardoor het voorlopig niet mogelijk is dat [minderjarige] bij de ouders gaat wonen. De Raad ziet dat de ouders de oorzaak van de problemen voornamelijk bij [minderjarige] leggen terwijl volgens de Raad ook gekeken moet worden naar oorzaken vanuit het gezinssysteem. [minderjarige] woont op dit moment bij haar vriend [naam 4] die begeleid woont bij stichting Fonteynenburg. Hoewel de Raad ziet dat [naam 4] het beste met [minderjarige] voor heeft, is hij niet de persoon die [minderjarige] zou moeten opvoeden. [minderjarige] wordt hierdoor te afhankelijk van [naam 4] . Hoewel de Raad het positief vindt dat [minderjarige] niet bij de ouders woont omdat dit voor rust zorgt bij zowel [minderjarige] als de ouders, is het verblijven bij [naam 4] geen goede oplossing. De Raad maakt zich ook zorgen over het verstoorde dag- en nachtritme en het schoolverzuim van [minderjarige] . De Raad geeft aan dat het belangrijk is dat passende dagbesteding voor [minderjarige] gevonden wordt. [minderjarige] heeft structuur en een dagritme nodig en iemand die haar daarbij helpt, haar aanstuurt en ondersteunt in de weg naar volwassenheid. Daarbij wordt ook behandeling en begeleiding nodig geacht om de nare gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt te verwerken en haar vaardigheden aan te leren om beter om te gaan met haar problematiek. Een verblijf bij Ipse de Bruggen kan [minderjarige] dit bieden. Als dit gerealiseerd is kan bekeken worden wat [minderjarige] en haar ouders nodig hebben om hun band te verbeteren.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling stemt in met het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling benadrukt dat [minderjarige] een lieve meid is die hulp en een veilige plek nodig heeft waar zij kan opgroeien. Het is belangrijk dat [minderjarige] begeleiding en een dagbesteding krijgt. De hulp moet volgens de gecertificeerde instelling zowel ingezet worden voor [minderjarige] individueel als voor het gezin als geheel. De gecertificeerde instelling geeft aan [minderjarige] te kunnen begeleiden en ondersteunen in haar plaatsing bij Ipse de Bruggen en dat zij kan toezien op het opstarten van de benodigde hulpverlening.
4.2.
De ouders stemmen in met het verzoek van de Raad. De ouders geven aan zich niet te kunnen vinden in verwijten richting hen en het gezin als geheel. De ouders geven aan al lange tijd geleden hulp voor [minderjarige] gezocht te hebben, maar dat hier niet adequaat op is gereageerd waardoor het nu is geëscaleerd en [minderjarige] niet meer thuis kan wonen. De ouders willen het beste voor [minderjarige] en geven aan dat zij hopen dat er nu ook meer regie, stabiliteit en begeleiding vanuit de hulpverlening komt zodat er mogelijk weer naar contactherstel gewerkt kan worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn als volgt. [minderjarige] heeft in haar leven veel meegemaakt en heeft een bovengemiddelde opvoedingsbehoefte. [minderjarige] woont wegens conflicten in de thuissituatie al geruime tijd niet meer thuis en gaat niet meer naar school. Hoewel de kinderrechter ziet dat [naam 4] goed is voor [minderjarige] , heeft de kinderrechter zorgen over het feit dat [naam 4] zich verantwoordelijk [minderjarige] lijkt te voelen en dat [minderjarige] ook financieel afhankelijk is van [naam 4] . Ook vindt de kinderrechter het zorgelijk dat [minderjarige] niet naar school gaat en zij geen andere dagbesteding heeft. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling de regie neemt en zorgt dat [minderjarige] de hulp krijgt die zij nodig heeft. Ipse de Bruggen lijkt daarvoor een goede plek. Daar kan haar een stabiele en veilige omgeving gegeven worden waar zij zich goed kan gaan ontwikkelen. De kinderrechter spreekt de wens uit dat er op termijn met de juiste hulpverlening en begeleiding van zowel [minderjarige] als de ouders weer contactherstel van [minderjarige] en het gezin kan plaatsvinden.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW) voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft [minderjarige] hierover bij brief geïnformeerd. Deze brief luidt als volgt:
Beste [minderjarige] ,
Wij hebben elkaar op 26 maart 2024 gesproken. Ik ben blij dat je gekomen bent, terwijl je het wel een beetje spannend vond. Het is voor mij belangrijk om te weten wat jij vindt over het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dat bij de rechtbank is ingediend.
Je hebt verteld dat je het fijn hebt bij [naam 4] en dat je het liefst bij hem zou blijven wonen. Maar je begrijpt ook dat er zorgen over je zijn en dat het misschien wel beter is om ergens anders te gaan wonen, om zelfstandig te worden en aan je gedrag te werken. Ook is het belangrijk dat je weer naar school gaat en overdag iets te doen hebt. Ipse de Bruggen vind je wel een beetje eng, omdat je niet gewend bent om op een groep te wonen en je bang bent dat je daar opgesloten wordt. Je vindt het naar dat jij en je ouders elkaar niet begrijpen en dat jullie daar alle vier (je hebt ook nog een broer) aan moeten werken. Ik vond dat je verstandige dingen zei.
Op 27 maart heb ik gesproken met de Raad voor de Kinderbescherming, [naam 2] van de William Schrikker Stichting en met je ouders. Ik heb daarna besloten dat er een ondertoezichtstelling komt en dat je bij Ipse de Bruggen moet gaan wonen. Misschien heb je dat al wel gehoord. Ik heb dat besloten omdat ik het belangrijk vind dat jij en je ouders hulp krijgen bij alle problemen die er zijn. Verder denk ik dat je bij Ipse de Bruggen kunt werken aan je problemen en leert om op eigen benen te staan. Dat zal best even wennen zijn, maar je bent sterk en ik denk dat je dat gaat lukken. Wat voor jou goed om te weten is, is dat je bij Ipse de Bruggen niet mag worden opgesloten en dat dit ook niet betekent dat je [naam 4] nooit meer kunt zien. Ik hoop ook dat het uiteindelijk weer goed komt tussen je ouders, je broer en jou. Daar kan [naam 2] bij helpen.
Ik wens je heel veel sterkte het komende jaar. Zet hem op!
Met vriendelijke groet,
M.F. Baaij
Kinderrechter

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 27 maart 2024 tot 27 maart 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 27 maart 2024 tot 27 maart 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van der Velden als griffier, en op schrift gesteld op 8 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.