ECLI:NL:RBDHA:2024:5115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/09/642214 / FA RK 23-812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van vermogensbestanddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 3 augustus 2016 in Rijswijk zijn gehuwd. De partijen hebben samen twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Tijdens de zitting is overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling. De vrouw heeft haar verzoeken over de kinder- en partneralimentatie ingetrokken. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan haar toe te kennen, toegewezen. De rechtbank heeft ook de wijze van verdeling van de vermogensbestanddelen en schulden vastgesteld, waarbij de wettelijke algehele gemeenschap van goederen van toepassing is. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de partijen verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om vervangende toestemming voor verhuizing van [minderjarige 1] afgewezen, omdat het centrum van het leven van de kinderen in [wijk] moet blijven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 23-812 (echtscheiding)
FA RK 23-6775 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/642214 (echtscheiding)
C/09/653902 (verdeling)
Datum beschikking: 4 april 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 2 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.E.C. Verhoeff in ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt in ’s-Gravenhage (voorheen: mr. J.M. Bekooij in
’s-Gravenhage).

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder van:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 2 februari 2023;
  • het F9-formulier van 13 februari 2023 van de vrouw, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 23 februari 2023 van de vrouw, met bijlagen;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 20 april 2023;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken met aanvullende verzoeken, ingekomen op 16 juni 2023;
  • het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken, ingekomen op 5 september 2023;
  • het F9-formulier van 22 februari 2024 van de vrouw, waarin zij haar verzoeken aanvult c.q. wijzigt, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 26 februari 2024 van de man, waarin hij zijn verzoeken aanvult c.q. verduidelijkt, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 29 februari 2024 van de vrouw, met bijlage;
  • het F9-formulier van 5 maart 2024 van de man, met bijlagen.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft op 28 februari 2024 in raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.
Op 7 maart 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw bijgestaan door mr. I.J. Mulder als waarnemend advocaat;
  • de man bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Door de advocaat van de man zijn op de zitting pleitnotities overgelegd en tot punt 9 integraal voorgehouden.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op 3 augustus 2016 in Rijswijk, in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen.
  • Partijen zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 2] .
  • De man heeft [minderjarige 1] erkend. [minderjarige 2] is binnen het huwelijk van partijen geboren.
  • Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
  • De kinderen staan in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van de vrouw. [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de man.
  • Deze rechtbank heeft op 18 april 2023 voorlopige voorzieningen getroffen, – voor zover relevant – inhoudende dat:
  • partijen zijn verwezen naar de voor hen bekende mediator;
  • de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning in ( [postcode 1] ) [plaats 1] aan de [adres 1] ;
  • de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben:
- wekelijks op maandag en dinsdag;
- om de week van vrijdag tot en met zondag;
- gedurende de herfstvakantie: conform de reguliere zorgregeling;
- gedurende de Kerstvakantie: in de tweede week, op Tweede Kerstdag en op
Oudjaarsdag;
- gedurende de meivakantie: de eerste week;
- gedurende de zomervakantie: de eerste drie weken;
- de man aan de vrouw, met ingang van 27 februari 2023, voorlopig een kinderalimentatie voor de kinderen moet betalen van € 97,- per kind per maand.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, zoals dat na wijziging en aanvulling nu luidt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben;
  • te bepalen dat de kinderen om de week van vrijdag na school tot maandagochtend naar school bij de man zijn en daaraan een dwangsom te verbinden van € 500,- voor iedere dag dat de man de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 30.000,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie juist acht;
  • te bepalen dat een vakantie- en feestdagenregeling wordt vastgesteld, conform randnummer 68 van het verweerschrift met aanvullende verzoeken;
  • te bepalen dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie moet betalen van € 145,50 per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling;
  • te bepalen dat het huurrecht van de woning in ( [postcode 1] ) ’ [plaats 1] aan de [adres 1] aan de vrouw wordt toebedeeld en dat de man binnen één week na de beschikking zich uitschrijft van dit adres in de Basisregistratie Personen;
  • te bepalen dat het bedrag van € 7.500,- ontvangen door de man op zijn bankrekening tussen partijen bij helfte wordt verdeeld en dat de man aan de vrouw € 3.750,- moet betalen;
  • te bepalen dat de inboedel wordt verdeeld conform productie 68 van de vrouw;
  • te bepalen dat de scooter wordt toebedeeld aan de man, waarbij de man aan de vrouw
  • te bepalen dat de auto met kenteken [kenteken] aan de vrouw wordt toebedeeld;
  • te bepalen dat de man aan de vrouw € 464,50 moet betalen, zodat de vrouw voor aflossing van de schuld bij de Belastingdienst ten behoeve van het te veel ontvangen kindgebonden budget zorg kan dragen;
  • te bepalen dat de man aan de vrouw € 1.630,90 alsmede de helft van de door de vrouw alleen betaalde aflossing van € 254,- moet betalen, zodat de vrouw voor aflossing van de schuld bij Wehkamp ten behoeve van het verjaardagscadeau van [minderjarige 1] zorg kan dragen;
  • op te nemen dat de vrouw niet aansprakelijk c.q. draagplichtig is voor de belastingschulden van de man en dat in de interne verhouding tussen partijen de man aansprakelijk c.q. draagplichtig is voor deze schulden, danwel een zodanige draagplicht vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
  • te bepalen dat de man in de interne verhouding tussen partijen draagplichtig is voor de lening bij de ING bank ten behoeve van de aflossing van de belastingschuld Inkomstenbelasting 2020 van de man, danwel een zodanige draagplicht vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
  • te bepalen dat de vrouw in de interne verhouding tussen partijen draagplichtig is voor de lening bij Santander ten behoeve van de auto van de vrouw, dan wel een zodanige draagplicht vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht.
De man voert – onder referte tot het uitspreken van de echtscheiding – verweer, dat hierna
– voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig, zoals dat na aanvulling nu luidt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens:
  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
  • naar de rechtbank begrijpt: aan hem vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar ( [postcode 2] ) [plaats 2] aan de [adres 3] ;
  • te bepalen dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de man en [minderjarige 2] bij de vrouw;
  • te bepalen dat een co-ouderschapsregeling wordt vastgesteld, waarbij sprake is van een week-op-week-af-regeling dan wel een zorgregeling waarbij de kinderen op maandag en dinsdag bij de man verblijven, op woensdag en donderdag bij de vrouw en van vrijdag tot en met zondag om de week bij respectievelijk de man en de vrouw;
  • te bepalen dat een vakantie- en feestdagenregeling wordt vastgesteld, conform het verzoek van de man;
  • de kinderalimentatie voor de duur van één jaar op nihil te stellen, dan wel op € 84,- per kind per maand, dan wel een bedrag dat de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
  • de partneralimentatie op nihil te stellen;
  • voor recht te verklaren dat de uitkering letselschade buiten de gemeenschap van goederen valt;
  • de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, conform productie 8 dan wel dit aan partijen over te laten.
De vrouw voert – onder referte tot het uitspreken van de echtscheiding – verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Op de zitting heeft de vrouw haar verzoek over de kinderalimentatie en de man zijn verzoek over de partneralimentatie ingetrokken, zodat de rechtbank daarop geen beslissingen meer hoeft te nemen.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontbreken ouderschapsplan
Partijen hebben geen ouderschapsplan ingediend zoals wettelijk is vereist. Toch zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding inhoudelijk beoordelen omdat het partijen niet is gelukt om op alle punten ten aanzien van de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot overeenstemming te komen. Zij hebben hier een beslissing van de rechtbank voor nodig.
Omdat aan de overige wettelijke formaliteiten wel is voldaan, zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen.
Verwijzing Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling
Op de zitting heeft de rechtbank met partijen gesproken over deelname aan het traject Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling. De vrouw had partijen al aangemeld voor deelname aan het traject Parallel Solo Ouderschap. De man wilde destijds niet wilde instemmen met deelname omdat hij het advies van Veilig Thuis wilde afwachten. Inmiddels heeft Veilig Thuis op 13 februari 2024 deelname aan dit traject geadviseerd en de man wil nu alsnog aan dit traject deelnemen. De rechtbank zal de ouders alsnog verwijzen naar dit traject om er zeker van te zijn dat zij op de wachtlijst blijven staan of komen te staan.
Gebleken is dat de communicatie tussen de ouders lastig is en dat het moeilijk is om tot afspraken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te komen. Op de zitting hebben de beide ouders (nogmaals) uitgesproken dat zij willen deelnemen aan het traject Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank heeft daarom na de zitting een proces-verbaal van doorverwijzing (zoals aangehecht aan deze beschikking) opgemaakt en per email verzonden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding. De rechtbank zal daarnaast een kennisgeving van deze beschikking per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Zoals op de zitting al is besproken, ziet de rechtbank geen aanleiding om een tijdelijke zorgregeling vast te stellen in afwachting van de resultaten van het traject Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling. Gelet hierop hoeft de uitvoerende hulpverlenende instantie geen rapportage naar de rechtbank of de Raad te sturen.
Vervangende toestemming verhuizing, hoofdverblijfplaats en zorgregeling
De rechtbank heeft op de zitting zeer uitgebreid met partijen gesproken over de hoofdverblijfplaats van de kinderen – en in het verlengde daarvan het verzoek van de man om aan hem vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats 2] – en de zorgregeling. De vrouw woont in de voormalige echtelijke woning in [wijk] . De man heeft inmiddels een woning gevonden in [plaats 2] . Het centrum van het leven van beide partijen en de kinderen bevindt zich in [wijk] . De man is dan ook voornemens om terug te verhuizen naar [wijk] , zodra die mogelijkheid zich voordoet op de woningmarkt. In de voorlopige voorzieningenprocedure zijn partijen op de zitting voor beide kinderen een co-ouderschapsregeling overeengekomen. Aan deze regeling is feitelijk alleen voor [minderjarige 2] uitvoering gegeven. [minderjarige 1] verblijft nagenoeg volledig bij de man en gaat slechts sporadisch naar de vrouw toe. [minderjarige 1] lijkt in een loyaliteitsconflict te verkeren en zij heeft het gevoel dat de vrouw meer houdt van [minderjarige 2] dan van haar, wat de vrouw overigens betwist. Partijen zijn het erover eens dat [minderjarige 1] structureel contact moet hebben met beide partijen, maar zij verschillen van mening over de manier waarop zij [minderjarige 1] moeten stimuleren om naar de vrouw toe te gaan. De rechtbank heeft de rol die de man – die op dit moment de hoofdverzorger is van [minderjarige 1] – heeft in het verbeteren van de ontstane situatie waarin [minderjarige 1] moeite heeft om naar de vrouw toe te gaan besproken. Het is belangrijk dat het beschadigde vertrouwen en de verstoorde communicatie tussen partijen wordt hersteld, zodat de situatie tussen hen normaliseert. Dit zal ervoor zorgen dat [minderjarige 1] ook weer de ruimte en de emotionele toestemming voelt om naar de vrouw toe te gaan. Zoals hiervoor is overwogen, hebben beide partijen op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject Parallel Solo Ouderschap/Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank vindt dit een stap in de goede richting en in het belang van de kinderen noodzakelijk.
Onder begeleiding van de rechtbank hebben partijen vervolgens volledige overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de reguliere zorgregeling, de opbouw in de zorgregeling voor [minderjarige 1] en de vakantie- en feestdagenregeling. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, zoals in het dictum van deze beschikking vermeld, ook omdat zij de afspraken in het belang van de kinderen vindt. De rechtbank ziet gelet op de bereikte overeenstemming over de zorgregeling geen aanleiding om aan de nakoming daarvan een dwangsom te verbinden. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw hiertoe daarom afwijzen.
Zoals op de zitting al is besproken, zal de rechtbank het verzoek van de man om aan hem vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] naar [plaats 2] te verhuizen afwijzen. Bij toewijzing van dit verzoek van de man is [minderjarige 1] immers aan [plaats 2] gebonden, terwijl partijen het erover eens zijn dat het centrum van het leven van [minderjarige 1] in (de nabije omgeving van) [wijk] is en moet blijven. Dit is ook de wens van [minderjarige 1] zelf.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting uitgebreid met [minderjarige 1] gesproken en heeft haar direct na de zitting een brief geschreven om de afspraken tussen de ouders en de beslissingen van de rechtbank uit te leggen. De inhoud van de brief luidt als volgt:
‘Beste [minderjarige 1] ,
Wij hebben elkaar op woensdag 28 februari 2024 gesproken over de zorgregeling met jouw vader en jouw moeder. Jij hebt tegen mij verteld dat je liever bij jouw vader wil wonen, en dan jouw moeder wil zien wanneer jij daar behoefte aan hebt. Verder is het voor jou belangrijk dat jij jouw zusje [minderjarige 2] vaak ziet en dat jij – als het kan – in [wijk] kan blijven wonen, omdat daar jouw school en hockey zijn.
Op de zitting van 7 maart 2024 heb ik heel uitgebreid met jouw ouders en hun advocaten gesproken. Het was een goed en rustig gesprek. Ik heb toen aan jouw ouders verteld wat jouw wensen zijn. Jouw ouders begrijpen jouw wensen en jouw gevoel over de situatie heel erg goed en zij willen daar zoveel mogelijk rekening mee houden.
Jouw ouders vinden het allebei heel erg belangrijk dat jij goed contact hebt met hen allebei en dat jij hen allebei vaak en ongeveer even lang ziet. Daarom willen zij allebei voor jou weer terug naar de regeling die jullie in het begin hadden (en die [minderjarige 2] nog steeds heeft), namelijk:
  • iedere maandag en dinsdag bij jouw vader;
  • iedere woensdag en donderdag bij jouw moeder;
  • vrijdag tot en met zondag: om en om bij jouw vader en jouw moeder.
Jouw moeder vindt het goed dat jij voortaan jouw hoofdverblijf hebt bij jouw vader. Dat verandert verder niks aan de regeling die ik hiervoor noemde. Het betekent alleen dat jij officieel bij hem staat ingeschreven. Jouw ouders blijven samen het gezag over jou (en [minderjarige 2] ) houden. Dit betekent dat zij ook na hun scheiding, totdat jij 18 jaar bent, alle beslissingen over jou (en [minderjarige 2] ) samen nemen.
Jouw ouders weten ook dat jij er weer aan zal moeten wennen om langer bij jouw moeder zijn. Wij hebben daarom op de zitting met elkaar nagedacht over een regeling waarbij er met stapjes wordt toegewerkt naar die oude regeling. Toen zijn we tot de volgende afspraken gekomen, die zullen ingaan op woensdag 13 maart 2024:(…)
Dit is dus hoe het de komende tijd zal gaan. Jouw ouders hebben op de zitting allebei heel hard gewerkt om tot deze goede oplossingen voor jou en [minderjarige 2] te komen. Ik zal deze afspraken nog in een officiële rechterlijke uitspraak vastleggen. Die uitspraak wordt later aan jouw ouders gestuurd, maar dan weet jij nu alvast wat er komt te staan over jou. Zoals je kon lezen in deze brief wordt niet helemaal meegegaan met jouw wensen, maar ik vind de afspraken die jouw ouders samen hebben gemaakt goede afspraken voor jou.
Ik wens je veel succes in de komende tijd, ook met school en hockey (en misschien wel weer kickboksen?). Ik hoop dat de situatie met deze afspraken weer een beetje tot rust komt.’
Huurrecht
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan haar toe te kennen, toewijzen. Hoewel de man verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw, ligt van zijn zijde geen verzoek ter beoordeling aan de rechtbank voor, zodat een belangenafweging niet aan de orde is. Daar komt bij dat toewijzing van het verzoek van de vrouw aansluit bij de feitelijke situatie en dat de man inmiddels een woning huurt.
Het verzoek van de vrouw om daarbij te bepalen dat de man zich binnen één week na de datum van deze beschikking moet uitschrijven van dit adres in de Basisregistratie Personen zal de rechtbank afwijzen bij gebrek aan belang, omdat de man zich al heeft uitgeschreven.
Verdeling
Wettelijke algehele gemeenschap van goederen
Niet gesteld en verder is ook niet gebleken dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 1:93 en 1:94 BW (zoals deze golden tot 1 januari 2018) bestaat tussen partijen dus een wettelijke algehele gemeenschap van goederen.
Het uitgangspunt is dat de gemeenschap van goederen op grond van artikel 1:100 BW bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.
Peildatum omvang en waardering
Als peildatum voor de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 2 februari 2023. Voor de waardering geldt
– voor zover de vrouw en de man niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang gemeenschap
Partijen hebben gesteld dat de volgende vermogensbestanddelen en schulden in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallen:
de uitkering letselschade;
de inboedelgoederen;
de auto met kenteken [kenteken] ;
e scooter;
de schulden;
  • de Belastingdienst;
  • de lening bij ING;
  • de lening bij Santander;
  • Wehkamp;
  • het kindgebonden budget.
Partijen hebben de rechtbank geen inzicht gegeven in de totale omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De rechtbank kan daarom niet overgaan tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en zal alleen een beslissing nemen over de wijze van verdeling van de vermogensbestanddelen en schulden die aan de rechtbank zijn voorgelegd.
ad a) de uitkering letselschade
De rechtbank zal het verzoek van de man om voor recht te verklaren dat de uitkering letselschade buiten de gemeenschap van goederen valt toewijzen. Uit de overgelegde stukken is de rechtbank gebleken dat de man het voorschot van € 7.500,- op 15 februari 2023 heeft ontvangen en daarmee dus na de peildatum waarop de huwelijksgemeenschap is ontbonden. Daar komt bij dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een letselschadevergoeding in zijn algemeenheid is verknocht en dat zij bij ontbinding van het huwelijk door de echtscheiding niet in de verdeling betrokken moet worden. Dit is anders indien en voor zover deze uitkering ziet op inkomensschade die vóór de ontbinding van de gemeenschap van goederen (2 februari 2023) is geleden. Dit laatste is niet gesteld en ook niet gebleken.
ad b) de inboedelgoederen
Partijen zijn het erover eens dat zij de inboedelgoederen in onderling overleg, met behulp van hun advocaten, zullen verdelen, zonder nadere verrekening met de andere partij. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
ad c) de auto met kenteken [kenteken]
Partijen zijn het erover eens dat de auto wordt toegedeeld aan de vrouw, met verrekening van de helft van de waarde met de man. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Partijen hebben op de zitting afgesproken dat zij voor wat betreft de waarde van de auto zullen aansluiten bij de ANWB-koerslijst op 7 maart 2024. De helft van deze waarde zullen partijen aftrekken van het bedrag dat de man in de interne draagplicht tussen partijen aan de schuld bij Santander moet voldoen. De vrouw zal vervolgens zorgdragen voor de aflossing van de schuld bij Santander. Deze afspraak leent zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking, maar is tussen partijen onderling wel bindend.
ad d) de scooter
Partijen zijn het erover eens dat de scooter wordt toebedeeld aan de man, zonder nadere verrekening met de vrouw. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
ad e) de schulden
Zoals op de zitting al is besproken komen schulden niet voor verdeling in aanmerking, omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Het is verder niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide partijen tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
In de onderlinge verhouding tussen de partijen geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide partijen voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de partijen wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere partij.
Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de man en nu de vrouw haar standpunt vervolgens niet nader heeft onderbouwd, is de rechtbank niet gebleken dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere draagplicht voortvloeit. Partijen zijn dus in beginsel beiden hoofdelijk aansprakelijk en zijn ieder voor de helft draagplichtig voor het aflossen van alle schulden. Partijen hebben op de zitting afgesproken dat zij met behulp van hun advocaten zullen vaststellen wie na de peildatum welk bedrag heeft afbetaald op de schulden en dat daarbij wat door de ene partij meer is afbetaald dan de helft kan worden teruggevorderd bij de andere partij. Deze afspraak leent zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking, maar is tussen partijen onderling wel bindend.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, met elkaar gehuwd op [huwelijksdag] 2016 in [plaats 3];
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vrouw] (de vrouw/de moeder),
wonende in ( [postcode 1] ) ’s-Gravenhage aan de [adres 1] ,
en
[de man] (de man/vader),
wonende in ( [postcode 2] ) [plaats 2] aan de [adres 3] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Parallel Solo Ouderschap / Ouderschapsbemiddeling, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van de kennisgeving van deze beschikking te zenden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats 1] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man en dat de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats 2] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
*
bepaalt in het kader van de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de kinderen:
  • iedere week op maandag en dinsdag bij de man zullen zijn;
  • iedere week op woensdag en vrijdag bij de vrouw zullen zijn;
  • de ene week van vrijdag tot en met zondag bij de man zullen zijn en de andere week van vrijdag tot en met zondag bij de vrouw zullen zijn;
waarbij voor [minderjarige 1] met ingang van woensdag 13 maart 2024 de volgende opbouwregeling geldt:
  • op woensdag 13 maart 2024 en op woensdag 20 maart 2024 zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn uit school tot en met het avondeten, waarbij de vrouw [minderjarige 1] zal terugbrengen naar de man;
  • op woensdag 27 maart 2024 en op woensdag 3 april 2024 zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn uit school tot en met het avondeten en op zaterdag 30 maart 2024 en op zaterdag 6 april 2024 zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn na de hockey tot en met het avondeten, waarbij de vrouw [minderjarige 1] zal terugbrengen naar de man;
  • van woensdag 10 april 2024 uit school tot donderdag 11 april 2024 naar school en van woensdag 17 april 2024 uit school tot donderdag 18 april 2024 naar school zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn, met een overnachting bij de vrouw;
  • van woensdag 24 april 2024 tot donderdag 25 april 2024 naar school en van woensdag 1 mei 2024 uit school tot donderdag 2 mei 2024 naar school zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn, met een overnachting bij de vrouw en op zaterdag 27 april 2024 en op zaterdag 4 mei 2024 zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn na de hockey tot en met het avondeten, waarbij de vrouw [minderjarige 1] zal terugbrengen naar de man;
  • van woensdag 8 mei 2024 uit school (of als [minderjarige 1] nog vakantie heeft vanaf 12.00 uur) tot zaterdag 11 mei 2024 na het avondeten en van woensdag 15 mei 2024 uit school tot zaterdag 18 mei 2024 na het avondeten zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn, waarbij de vrouw [minderjarige 1] zal terugbrengen naar de man;
  • vanaf de week die begint op maandag 20 mei 2024 zal [minderjarige 1] bij de vrouw zijn conform de reguliere zorgregeling;
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de vakanties en tijdens de feestdagen dat de kinderen:
- in de voorjaarsvakantie: in de even jaren bij de man zullen zijn en in de oneven jaren bij de vrouw zullen zijn;
- in de meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de vrouw zullen zijn en de tweede week bij de man zullen zijn en in de oneven jaren de eerste week bij de man zullen zijn en de tweede week bij de vrouw zullen zijn;
- in de zomervakantie: in de even jaren week 1 en 2 bij de vrouw, week 3 bij de man, week 4 bij de vrouw en week 5 en 6 bij de man zullen zijn en in de oneven jaren: week 1 en 2 bij de man, week 3 bij de vrouw, week 4 bij de man en week 5 en 6 bij de vrouw zullen zijn;
- in de herfstvakantie: in de even jaren bij de vrouw zullen zijn en in de oneven jaren bij de man zullen zijn;
- in de kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de man zullen zijn en de tweede week bij de vrouw zullen zijn en in de oneven jaren: de eerste week bij de vrouw zullen zijn en de tweede week bij de man zullen zijn;
- tijdens Kerst en Oud & Nieuw: in de even jaren Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag bij de man zullen zijn en Tweede Kerstdag en Oudjaarsdag bij de vrouw zullen zijn en in de oneven jaren: Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag bij de vrouw zullen zijn en Tweede Kerstdag en Oudjaarsdag bij de man zullen zijn;
- tijdens Pasen, Pinksteren, de verjaardagen van de man en de vrouw, de verjaardagen van de kinderen, Vaderdag en Moederdag, Sinterklaas en Sinterklaas: volgens de reguliere zorgregeling bij partijen zullen zijn;
*
bepaalt dat de vrouw, met ingang van de datum waarop de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster zal zijn van de woning in ( [postcode 1] )
’s-Gravenhage aan de [adres 1] ;
*
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap – onder voorwaarde van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand – dat:
  • partijen de inboedelgoederen in overleg bij helfte zullen verdelen, zonder nadere verrekening met de andere partij;
  • de auto met kenteken [kenteken] aan de vrouw zal worden toegedeeld, met verrekening van de helft van de waarde volgens de ANWB-koerslijst op 7 maart 2024 aan de man;
  • de scooter aan de man zal worden toegedeeld, zonder nadere verrekening met de vrouw;
*
verklaart voor recht dat de uitkering letselschade aan de man buiten de gemeenschap van goederen valt;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 4 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!