ECLI:NL:RBDHA:2024:510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het besluit tot verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het besluit tot verlenging van de maatregel van bewaring van de eiser, een vreemdeling, beoordeeld. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 31 mei 2023 en werd op 24 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren via een beeldverbinding.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring rechtmatig heeft verlengd. De rechtbank toetst of de voorwaarden voor verlenging zijn voldaan en of de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende actie heeft ondernomen om de benodigde documenten voor zijn uitzetting te verkrijgen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris wel degelijk voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser heeft niet meegewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, wat de voortgang van de procedure belemmert.

Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er nog steeds zicht op uitzetting is, ondanks de bezwaren van eiser. De rechtbank wijst erop dat er geen aanwijzingen zijn dat de Indiase autoriteiten geen reisdocumenten zullen verstrekken. Eiser heeft zelf geen actie ondernomen om een reisdocument te verkrijgen, en zijn weigering om mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit frustreert de procedure. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit tot verlenging van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel is opgelegd op 31 mei 2023.
1.1.
Bij besluit van 24 november 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 (het verlengingsbesluit).
1.2.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De verlenging van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
Is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel?
5. De rechtbank stelt vast dat het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 31 mei 2023. Eiser heeft de gronden niet bestreden. Niet is gebleken dat deze gronden, die eerder al door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. [1] Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
5.1.
Verder stelt de rechtbank vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat dat, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkt aan de verkrijging daarvan. Gelet hierop heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat, ondanks zijn redelijke inspanningen, de nodige documentatie op zich laat wachten en dat eiser geen medewerking verleent aan zijn vertrek.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. Eiser betoogt dat de staatssecretaris meer had kunnen doen gedurende de inbewaringstelling. De laissez-passer (lp) aanvraag dateert van 12 april 2023. Sindsdien wordt alleen schriftelijk gerappelleerd. Gezien de duur van de bewaring had de staatssecretaris telefonisch contact kunnen opnemen met de Indiase autoriteiten. Dat eiser geweigerd heeft mee te werken aan de presentatie in persoon kan hem niet worden tegengeworpen, aangezien de lp-aanvraag alsnog in behandeling is genomen. De presentatie in persoon was dus niet nodig. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met het gegeven dat eiser 19 jaar oud is.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld. Zoals eiser stelt is de lp-aanvraag op 12 april 2023 ingediend en loopt nog steeds. De staatssecretaris rappelleert regelmatig bij de Indiase autoriteiten naar de stand van zaken over de afgifte van een lp voor eiser, laatstelijk op 12 december 2023. Verder wordt maandelijks een vertrekgesprek gevoerd met eiser, laatstelijk op 21 december 2023. Ook waren er presentaties in persoon gepland op 21 juni 2023 en 14 november 2023. Eiser is beide keren niet verschenen. Anders dan eiser stelt, mag van hem worden verwacht dat hij meewerkt aan de presentatie in persoon om het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit en daarmee de afgifte van een lp te bespoedigen. Dat eiser 19 jaar oud is doet niet af aan het oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld gedurende de inbewaringstelling. Voor zover eiser betoogt dat de staatssecretaris op een andere manier contact moet zoeken met Indiase autoriteiten, overweegt de rechtbank dat geen specifieke omstandigheden zijn gebleken die de staatssecretaris daartoe nopen. Het is eerst aan de staatssecretaris om te beoordelen welke handelingen verricht moeten worden ter fine van uitzetting.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
7. Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting ten aanzien van India ontbreekt. Volgens eiser valt niet te verwachten dat binnen een redelijke termijn een lp zal worden afgegeven voor eiser. Er bestaan onvoldoende concrete aanknopingspunten waardoor geoordeeld kan worden dat zicht op uitzetting in het geval van eiser binnen een redelijke termijn kan worden bewerkstelligd.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het zicht op uitzetting niet. De rechtbank acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat de Indiase autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris ter zitting heeft medegedeeld dat in het afgelopen jaar, 11 nationaliteitsbevestigingen zijn ontvangen van de Indiase autoriteiten. Ook zijn er 7 lp’s ontvangen, waarvan 4 lp’s voor ongedocumenteerde vreemdelingen. Het zicht op uitzetting kan daarom niet worden uitgesloten ook in het geval blijft weigeren mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. De staatssecretaris heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit of nationaliteit frustreert en mede daarom de maatregel voortduurt. Eiser heeft namelijk zelf nog steeds geen enkele actie ondernomen om een reisdocument te verkrijgen ten behoeve van zijn terugkeer. Ook blijkt uit meerdere vertrekgesprekken dat eiser niet terug wil keren naar India.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Utrecht) 20 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5350.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.