ECLI:NL:RBDHA:2024:5095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL23.35263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag op basis van biseksuele geaardheid en de geloofwaardigheid van de ingediende documenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 20 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de geloofwaardigheid van eisers biseksuele geaardheid en de problemen die hij in Nigeria heeft ondervonden als gevolg daarvan. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de biseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris onvoldoende doorgevraagd heeft op belangrijke verklaringen van eiser over zijn privéleven en relaties, en dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de ingediende documenten niet deugdelijk is onderbouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij de eerdere tekortkomingen in de beoordeling moeten worden verholpen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35263

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. Eiser heeft op 20 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag in de verlengde asielprocedure behandeld en de aanvraag op 3 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep (NL23.35264) op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij biseksueel is en dat hij als gevolg daarvan in Nigeria problemen heeft ondervonden en bij terugkeer zal ondervinden. Eiser had in Nigeria rond 2012 gevoelens voor [naam 2] en had in 2014 een relatie met [naam 3] . In mei 2019 zou eiser in Nigeria een date hebben met een man, maar is hij in de val gelokt, bestolen en mishandeld. Eiser is op [datum] getrouwd met [naam 4] , een Nederlandse vrouw. Tegelijkertijd had eiser in het geheim een relatie met [naam 5] , met wie hij op 9 juli 2021 in Nigeria seks had. Hij werd toen betrapt en gefilmd door [naam 6] , die vervolgens heeft gedreigd eiser aan te geven bij de autoriteiten. Eiser heeft toen een groot geldbedrag betaald waarna het probleem leek opgelost. Hij is op 14 juli 2021 met een visum naar Nederland gekomen om zijn Nederlandse vrouw [naam 4] te bezoeken en met haar door Europa te reizen. Terwijl eiser in Nederland was, belde [naam 6] hem opnieuw om hem af te persen. Op 18 juli 2021 heeft eiser weer een groot geldbedrag betaald. Op 26 juli 2021 belde [naam 6] nogmaals om eiser af te persen, waarna eiser weer heeft betaald. [naam 6] vond het echter te weinig en bedreigde eiser opnieuw. Eiser was het zat, heeft vervolgens Whatsapp van zijn telefoon verwijderd en is offline gegaan, waarna hij met zijn vrouw door Europa heeft gereisd. Omdat eiser weer contact wilde met zijn familie, heeft hij op 17 september 2021 opnieuw Whatsapp aangemaakt. Toen vernam hij dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in een Nigeriaanse krant stond en dat hij werd gezocht door de politie. Eisers familie wilde niets meer met hem te maken hebben. Ook eisers vrouw [naam 4] is achter de geheimen van eiser gekomen. Zij was daar heel boos over en heeft eiser uit huis gezet, waarna eiser op 19 september 2021 in Nederland naar het politiebureau is gegaan om onderdak te zoeken. Op 20 september 2021 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiser heeft sinds maart 2022 weer contact met zijn familie. Ook de relatie met [naam 4] is weer verbeterd. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser te worden opgepakt door de autoriteiten, te worden mishandeld of te worden gedood. Eiser vreest ook voor de Nigeriaanse gemeenschap.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. biseksuele geaardheid;
3. problemen in Nigeria vanwege biseksuele geaardheid.
De staatssecretaris heeft het relevante element 1 geloofwaardig geacht, maar de relevante elementen 2 en 3 niet. De staatssecretaris concludeert vervolgens dat eiser geen verdragsvluchteling is en dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vw. Gelet daarop en gelet op het feit dat eiser niet gelijk na aankomst in Nederland asiel heeft aangevraagd, heeft de staatssecretaris de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Eiser komt niet ambtshalve in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Het besluit geldt ook als terugkeerbesluit.
Geloofwaardigheid biseksuele geaardheid
4. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris zijn biseksuele geaardheid ten onrechte, dan wel ondeugdelijk gemotiveerd, ongeloofwaardig heeft geacht.
Beleid
4.1.
De staatssecretaris heeft zich voor de beoordeling van de geloofwaardigheid gebaseerd op Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd (WI 2019/17). De staatssecretaris vraagt volgens WI 2019/17 vooral naar de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad; de staatssecretaris is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. Voor de beoordeling geven de volgende thema’s richting aan: privéleven; huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact of kennis van lhtbi groepen; contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de gegeven antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen.
Privéleven
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser ontwijkend en oppervlakkig heeft verklaard over zijn eigen gevoelens betreffende zijn privéleven en zijn omgeving.
De staatssecretaris heeft met de weergave van eisers verklaringen in het bestreden besluit namelijk onvoldoende recht gedaan aan die verklaringen. Bovendien heeft de staatssecretaris onvoldoende doorgevraagd op eisers verklaringen. Dat legt de rechtbank hierna uit.
4.2.1.
Volgens de staatssecretaris verklaart eiser algemeen en oppervlakkig over de acceptatie van zijn biseksuele geaardheid. Zo heeft eiser over zijn geaardheid verklaard dat hij blij was, dat hij gewoon zo is, en dat dit heel natuurlijk voelt (nader gehoor, p. 14, 32 en 33).
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank in dit kader echter ook veel andere verklaringen afgelegd. Op de vraag wat het met eiser persoonlijk heeft gedaan dat hij zijn biseksualiteit geheim moest houden, heeft eiser bijvoorbeeld verklaard dat het erg moeilijk is om jezelf en je identiteit te verbergen, dat hij niet gelukkig kon zijn of zichzelf kon zijn, dat hij zich moest aanpassen en het geheim moest houden, dat hij zichzelf niet kon uiten en dat dit echt zwaar was (nader gehoor, p. 10). De staatssecretaris heeft niet doorgevraagd waarom dit zo zwaar was. Op de vraag wat het met eiser deed dat hij er niet over kon praten met anderen, heeft hij verklaard dat hij verdrietig was, dat het een schande is om te vertellen, en dat hij bang was voor de gevolgen (nader gehoor, p. 32). De staatssecretaris heeft niet doorgevraagd op dit verdriet. Op de vraag hoe hij eiser zich voelde toen hij slechte ervaringen had gehad met zijn geaardheid, heeft eiser verklaard dat hij slechte gevoelens heeft gehad (nader gehoor, p. 33). De staatssecretaris heeft ook op deze slechte gevoelens niet doorgevraagd.
4.2.2.
Volgens de staatssecretaris heeft eiser ook niet inzichtelijk gemaakt hoe het was om anders te zijn dan de jongens om hem heen, hoe hij zich daarbij voelde, en wat dat met hem deed in een land dat biseksualiteit niet accepteert. Eiser blijft volgens de staatssecretaris algemeen over de gevoelens rondom zijn geaardheid en hij kan niet uitleggen hoe hij kon genieten en blij kon zijn (nader gehoor, p. 33) in een omgeving waar homoseksualiteit niet werd geaccepteerd.
Ook deze weergave doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan eisers verklaringen. Eiser heeft namelijk óók verklaard over hoe moeilijk het was om zijn biseksualiteit geheim te houden, maar dat hij kon genieten van [naam 2] en [naam 3] en dat hij kon zijn wie hij echt was, ondanks dat anderen ertegen waren (nader gehoor, p. 33). De staatssecretaris heeft gelet op die verklaringen niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiser onvoldoende heeft uitgelegd dat hij – ook in een land als Nigeria – blij kon zijn met zijn geaardheid. De staatssecretaris heeft daarnaast eisers aanvullingen in de zienswijze onvoldoende concreet en vrij algemeen bevonden, terwijl uit de uitgebreide weergave van die aanvullingen in het bestreden besluit (p. 4 en 5) blijkt dat eiser juist ook heeft toegelicht wat voor gevoelens hij had bij zijn gestelde biseksuele geaardheid in Nigeria en wat dit persoonlijk met hem deed. Zo heeft eiser vrij uitgebreid verklaard dat en waarom hij niemand kon vertrouwen, dat en waarom hij altijd angst had, dat hij zijn gevoelens wegstopte en dat hij zich niet vrij en geaccepteerd voelde. De staatssecretaris vindt dit algemeen omdat eiser geen concrete voorbeelden heeft genoemd, maar het is de rechtbank niet duidelijk waarom het gebrek aan voorbeelden de verklaringen in dit geval algemeen zouden maken.
Relaties
4.3.
De staatssecretaris heeft zich ook ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser summier en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn huidige en voorgaande relaties. Ook in het kader van dit thema heeft de staatssecretaris met de weergave van eisers verklaringen in het bestreden besluit onvoldoende recht gedaan aan die verklaringen. Bovendien heeft de staatssecretaris ook in het kader van dit thema onvoldoende doorgevraagd op eisers verklaringen. Dat legt de rechtbank hierna uit.
4.3.1.
Volgens de staatssecretaris heeft eiser algemeen verklaard over zijn eerste relatie met [naam 3] omdat hij niet heeft verklaard over zijn gevoelens voor [naam 3] . Ook zou het opvallend zijn dat eiser voor het eerst met [naam 3] heeft gekust en dat dit zomaar gebeurde, omdat een dergelijke kus een behoorlijk risico is in Nigeria. Volgens de staatssecretaris heeft eiser "enkel verklaard dat van het een het ander kwam, u door deze man ontmaagd bent” (nader gehoor, p. 12) en het "verrassend" was (nader gehoor, p. 24). Eiser heeft echter méér verklaard, bijvoorbeeld dat het pijnlijk was om zijn gevoelens niet in het openbaar te kunnen uitdrukken (nader gehoor, p. 24). De staatssecretaris heeft daar niet op doorgevraagd, maar is overgegaan op de vraag of eiser nog meer relaties met jongens heeft gehad (nader gehoor, p. 25). Omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd, kon hij ook niet van eiser verwachten dat hij méér over [naam 3] zou verklaren.
4.3.2.
De staatssecretaris heeft in het voornemen wel erkend dat eiser over [naam 5] ‘meer persoonlijk’ heeft verklaard (dan over [naam 3] ) en dat hij ‘deels’ inzicht heeft gegeven in die relatie. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris toegelicht dat eiser over die relatie beter heeft verklaard dan over andere relaties, maar dat zijn verklaringen ook over [naam 5] soms wel erg summier en algemeen zijn. Eiser gebruikt algemene termen om zijn ontmoeting en omgang met [naam 5] te beschrijven en concretiseert zijn gevoelens niet, aldus de staatssecretaris.
Naar het oordeel van de rechtbank wijst eiser er echter terecht op dat de staatssecretaris had moeten concretiseren wat er zo algemeen is aan eisers verklaringen. Eiser heeft desgevraagd over zijn gevoelens voor [naam 5] verklaard en hij heeft daarbij ook zijn emoties beschreven. Zo heeft eiser onder meer verklaard dat hij sterke gevoelens had maar dat hij het echt jammer en triest vond dat hij die affectie niet kon tonen in het openbaar, en dat hij bij het beëindigen van de relatie verloren was, heel veel heeft gehuild en dat dit heel pijnlijk was (nader gehoor, p. 12). Op de vraag hoe het voor eiser was om te doen alsof hij en [naam 5] gewone vrienden waren, heeft eiser verklaard dat het zwaar, emotioneel en heel moeilijk was en dat dit uitdagingen waren die hij moest doorstaan (nader gehoor, p. 24). Op de vraag hoe eiser de toekomst van zijn verboden relatie met [naam 5] in Nigeria zag, heeft eiser verklaard dat zij alles in het geheim deden en dat het pijnlijk en moeilijk was om niet publiekelijk handen te kunnen vasthouden of zoenen (nader gehoor, p. 24). De staatssecretaris heeft niet op deze gevoelens en verklaringen doorgevraagd, terwijl die verklaringen hem daartoe wel aanleiding hadden moeten geven. Daarom heeft de staatssecretaris zich ook niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser méér over zijn emoties had moeten verklaren dan dat hij heeft gedaan. Daar komt bij dat de staatssecretaris de bij de zienswijze overgelegde foto’s van eiser en [naam 5] niet kenbaar heeft betrokken bij het bestreden besluit.
Tussenconclusie
4.4.
De hiervoor genoemde tegenwerpingen betreffen geen ondergeschikte punten binnen de thema’s ‘privéleven’ en ‘relaties’ en die thema’s betreffen ook geen ondergeschikte punten in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Integendeel, de rechtbank maakt uit het bestreden besluit op dat het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling in dit geval bij de thema’s ‘privéleven’ en ‘relaties’ en eisers persoonlijke beleving daarbij heeft gelegen. Alle overige tegenwerpingen van de staatssecretaris in samenhang bezien zijn daarom nu onvoldoende om het geloofwaardigheidsstandpunt te dragen. De staatssecretaris heeft zijn standpunt over de geloofwaardigheid van de gestelde biseksuele geaardheid dus ondeugdelijk gemotiveerd.
4.5.
De beroepsgrond dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de biseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig wordt geacht, slaagt.
Geloofwaardigheid problemen
5. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris de problemen als gevolg van de biseksuele geaardheid ten onrechte, dan wel ondeugdelijk gemotiveerd, ongeloofwaardig heeft geacht.
Problemen in 2019
5.1.
De staatssecretaris vindt dat eiser ongeloofwaardig en niet voldoende heeft verklaard over de door hem gestelde problemen. De rechtbank is het echter met eiser eens dat de staatssecretaris in het nader gehoor weinig vragen over die problemen heeft gesteld (zie bijvoorbeeld nader gehoor, p. 33). Bovendien heeft de staatssecretaris niet alle gestelde problemen kenbaar in zijn geloofwaardigheidsbeoordeling meegewogen. Eiser heeft verklaard over een incident in mei 2019, waarbij hij met een jongen zou afspreken maar vervolgens door twee mannen werd mishandeld en bestolen (nader gehoor, p. 9 en 33). De staatssecretaris heeft deze verklaring wel in het voornemen opgenomen (p. 6), maar die verklaring niet op geloofwaardigheid beoordeeld. Dit had wel moeten gebeuren, omdat dit volgens eiser juist één van problemen is die het gevolg zijn van zijn biseksuele geaardheid.
Problemen in 2021 en daarna
5.2.
Eiser heeft verder verklaard over een gebeurtenis in 2021, waarbij [naam 6] hem zou hebben betrapt op seksuele handelingen met [naam 5] , waarna afpersingen volgden. Die gestelde gebeurtenissen heeft de staatssecretaris wél op geloofwaardigheid beoordeeld.
5.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ten aanzien daarvan op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet geloofwaardig is dat eiser zijn Whatsapp heeft verwijderd aangezien hij via die weg contact onderhield met zijn familie. Ook heeft de staatssecretaris eiser niet hoeven volgen in zijn verklaring dat hij na het verwijderen van Whatsapp zonder problemen door Europa kon reizen. Onduidelijk is namelijk waarom zijn afperser hem niet zou hebben kunnen bellen. Hoewel de staatssecretaris zich met deze tegenwerpingen op het standpunt kon stellen dat de gestelde afpersingen in zoverre niet geloofwaardig zijn, heeft de staatssecretaris met deze tegenwerpingen geen nadrukkelijk standpunt ingenomen over de geloofwaardigheid van de gebeurtenis in 2021 zelf (de gebeurtenis waaruit de gestelde afpersingen voortvloeiden). De staatssecretaris heeft dat echter alsnog gedaan met zijn standpunt over de door eiser overgelegde krant van de Nigerian Observer met daarin een artikel van 20 augustus 2021 genaamd ‘Alleged Homosexuality: Two Have Been Declared Wanted’. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het artikel zeer waarschijnlijk frauduleus is en dat het frauduleus verkregen document zeer veel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de problemen van eiser.
5.2.2.
In het artikel staat dat eiser en [naam 5] door de Nigeriaanse politie worden gezocht voor homoseksuele handelingen, dat van die handelingen een seksvideo is gemaakt, en dat een klokkenluider dit bekend heeft gemaakt. Dit komt overeen met eisers eigen verklaringen over het incident in 2021. De staatssecretaris stelt zich zoals gezegd op het standpunt dat het hier zeer waarschijnlijk om frauduleuze documenten gaat, zodat dit ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers problemen. Hieraan legt de staatssecretaris onder meer een rapport van Bureau Documenten (BD) ten grondslag. BD heeft onderzoek gedaan naar de krant en heeft in een onderzoeksresultaat van 5 januari 2023 geconcludeerd dat de krant niet in deze verschijningsvorm is uitgegeven. De verschijningsvorm van de pagina’s 3/4 en de contrapagina’s 13/14 wijken namelijk af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. BD kan niet vaststellen of het document inhoudelijk juist is. Eiser heeft deze conclusie of de zorgvuldigheid van het onderzoek van BD niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van het onderzoeksresultaat van BD.
5.2.3.
De rechtbank kan desondanks niet met dat oordeel volstaan, omdat het volgens de staatssecretaris juist de combinatie is van het onderzoeksresultaat van BD én de informatie over de journalistiek in Nigeria die maakt dat er zeer waarschijnlijk sprake is van frauduleuze documenten (bestreden besluit, p. 10).
Wat betreft die informatie wijst de staatssecretaris erop dat uit algemene landeninformatie volgt dat het mogelijk is om tegen betaling artikelen te plaatsen in de Nigerian Observer. Volgens de staatssecretaris bestaat er corruptie binnen de journalistiek van Nigeria, in het bijzonder bij de Nigerian Observer, die kampte met financiële problemen. De staatssecretaris verwijst daarbij in een voetnoot naar een vijf jaar oud rapport van de EASO Country of Origin Query over Nigeria van 9 juli 2018. Reeds omdat dit rapport niet recent is, kan de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank zijn standpunt niet daarop baseren. Bovendien strookt het standpunt van de staatssecretaris niet met wat er in het rapport staat. In het rapport staat dat Nigerian Observer te maken heeft gehad met verschillende problemen, waaronder personeelsgebrek, maar dat het personeel nog steeds wordt betaald. De Nigeriaanse ‘Presidential Advisor of Media and Publicity’ zou in 2015 – inmiddels 9 jaar geleden – hebben verklaard dat zelfs ‘sommige’ goedbetaalde journalisten zich schuldig maken aan corruptie. Desondanks had de EASO in 2018 geen informatie over recente gevallen van omkoping of corruptie waarbij journalisten van Nigerian Observer betrokken waren (rapport, pagina 7). Uit dat rapport blijkt dus juist niet dat er in het bijzonder bij de Nigerian Observer corruptie bestaat.
Anders dan de staatssecretaris ter zitting heeft gesuggereerd, heeft hij het Algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023 niet kenbaar bij zijn besluitvorming betrokken. De rechtbank ziet in dit Algemeen ambtsbericht ook niets staan over corruptie of omkoping binnen de Nigeriaanse journalistiek. Ter zitting heeft de staatssecretaris aangegeven dat ook uit het Algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 volgt dat krantenartikelen in Nigeria kunnen worden aangepast, maar de rechtbank kan daarover in dat ambtsbericht ook niets terugvinden. De staatssecretaris heeft dan ook niet deugdelijk onderbouwd dat het in Nigeria mogelijk is om tegen betaling artikelen te plaatsen in de Nigerian Observer. De staatssecretaris heeft daarom ook niet deugdelijk gemotiveerd dat de openbare landeninformatie bijdraagt aan de bevinding dat het door eiser overgelegde artikel zeer waarschijnlijk frauduleus is.
5.2.4.
De staatssecretaris heeft ook nog andere punten tegenworpen om te onderbouwen dat er in combinatie met het onderzoeksresultaat van BD zeer waarschijnlijk sprake is van frauduleuze documenten. Deze punten zouden naar het oordeel van de rechtbank – in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten – voldoende kunnen zijn om niet uit te gaan van de inhoud van het krantenartikel. De staatssecretaris is echter een stap verder gegaan. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het krantenartikel zeer waarschijnlijk frauduleus is. Dat veronderstelt een zekere opzet van de zijde van eiser, terwijl eiser stelt dat hij de krant van iemand anders heeft gekregen. Dit kan betekenen dat eiser niet om het uitgeven van het artikel heeft verzocht en dat dit ook niet namens hem is gedaan. Ook als het krantenartikel inhoudelijk niet juist is, kan het dus zijn dat eiser zelf geen frauduleuze intentie had. Bovendien volgt uit het voorgaande (5.2.3) dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het mogelijk is om tegen betaling artikelen te kopen in de Nigerian Observer en heeft hij dus ook in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd dat er zeer waarschijnlijk sprake is van fraude. Dit alles is relevant omdat de staatssecretaris gelet op zijn conclusie over het krantenartikel vindt dat dat dit ‘zeer veel afbreuk’ doet aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen. Deze conclusie kan naar het oordeel van de rechtbank alleen standhouden als de staatssecretaris beter motiveert (1) waar hij de informatie aan ontleent dat het ook ten tijde van het verschijnen van het genoemde krantenartikel mogelijk was om tegen betaling artikelen te kopen in de Nigerian Observer en (2) wat die landeninformatie dan betekent in het kader van eisers verklaring dat hij het genoemde krantenartikel van iemand anders heeft gekregen.
Tussenconclusie
5.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de staatssecretaris zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen als gevolg van de biseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en zal daarom worden vernietigd. Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden onbesproken.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het aan de staatssecretaris is om de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten. De rechtbank zal ook geen bestuurlijke lus toepassen, omdat niet valt in te zien dat eiser op die manier eerder uitsluitsel krijgt in zijn zaak dan als de staatssecretaris de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen. De rechtbank zal de staatssecretaris dan ook opdragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Omdat de staatssecretaris gelet op die rechtsoverwegingen eiser mogelijk opnieuw wil horen, stelt de rechtbank voor het nemen van een nieuw besluit een termijn van twaalf weken. In dat nieuwe besluit dient de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser alsnog in te willigen of alsnog deugdelijk gemotiveerd en zorgvuldig voorbereid af te wijzen. Als de staatssecretaris de aanvraag opnieuw afwijst en dus ook de inhoud van het overgelegde krantenartikel niet gelooft, zal hij ook ex nunc (en dus opnieuw) moeten beoordelen of het bestaan van het artikel op zichzelf al een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan opleveren (‘refugié sur place’).
8. Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.