ECLI:NL:RBDHA:2024:5082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
658298 KG ZA 23-1059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot nakoming van voorlopige zorgregeling in kort geding tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De vader vorderde dat de moeder zou worden verplicht om de eerder door de rechtbank vastgestelde voorlopige zorgregeling na te komen. De moeder had deze regeling eenzijdig stopgezet, omdat zij stelde dat de minderjarige psychisch mishandeld werd door de vader. De rechtbank oordeelde dat de moeder onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de eerder vastgestelde omgangsregeling in het belang van de minderjarige moest worden nageleefd. De voorzieningenrechter benadrukte dat het van belang is dat de minderjarige onbelast contact kan hebben met beide ouders en dat er geen negatieve communicatie tussen de ouders mag plaatsvinden. De vordering van de vader om de moeder te verplichten de minderjarige terug te laten keren naar zijn oude voetbalclub werd afgewezen, omdat de vader geen gezag heeft over de minderjarige. De rechtbank besloot dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/658298/ KG ZA 23-1059
Vonnis in kort geding van 17 januari 2024
in de zaak van
[de vader]te [plaats 1] , gemeente [gemeente] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. I. Gorissen te Zoetermeer,
tegen:
[de moeder]te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P. Vellekoop te Honselersdijk, gemeente Westland.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties;
- de op 3 januari 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de vader pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
De moeder heeft op 2 januari 2024 via zivver een brief van [minderjarige] als productie 12 aan de rechtbank gestuurd. De voorzieningenrechter heeft op de zitting meegedeeld dat zij geen kennis heeft genomen van dit stuk en dat dit stuk buiten beschouwing wordt gelaten. Dit omdat de voorzieningenrechter het verzoek van de moeder om [minderjarige] voorafgaand aan de zitting te horen eerder al had afgewezen.
1.3.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ). De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 september 2023 is, voor zover hier van belang, bepaald dat [minderjarige] voorlopig in de oneven weken bij de vader zal zijn van vrijdag na school tot maandag naar school en in de even weken van vrijdag na school tot zaterdag na voetbal. Voor de kerstvakantie 2023 is bepaald dat [minderjarige] bij de vader is van tweede kerstdag 10.00 uur tot nieuwjaarsdag 12.00 uur. Partijen zijn – ter verbetering van hun onderlinge communicatie en onderlinge verstandhouding – verwezen naar ouderschapsbemiddeling en de rechtbank heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, een definitieve omgangs- c.q. zorgregeling en een definitieve regeling voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen pro forma aangehouden tot 15 maart 2024.
2.3.
De moeder heeft op 28 november 2023 per direct het lidmaatschap van [minderjarige] bij voetbalclub [sportclub 1] opgezegd.
2.4.
Bij brief van 5 december 2023 heeft de advocaat van de moeder aan de advocaat van de vader meegedeeld dat de moeder de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] voor onbepaalde tijd opschort.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert – zakelijk weergegeven – :
  • i) de moeder te gebieden zorg te dragen dat [minderjarige] uiterlijk binnen zeven kalenderdagen terug op voetbal gaat bij voetbalclub [sportclub 1] in team JO 13-1, op straffe van een dwangsom;
  • ii) de moeder te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling zoals door de rechtbank Den Haag bij beschikking van 12 september 2023 is bepaald.
3.2.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft de voorlopige omgangsregeling zoals door de rechtbank is bepaald in de beschikking van 12 september 2023 ten onrechte éénzijdig stopgezet. Hierdoor heeft de vader [minderjarige] sinds 5 december 2023 niet meer gezien en ook niet meer gesproken. De moeder verbiedt hem ook om naar de school of opvang van [minderjarige] te gaan en de moeder bant de vader door dit alles uit het leven van [minderjarige] . Dit doet de vader veel verdriet en hij mist [minderjarige] enorm.
Er is geen sprake van een situatie dat de omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] en de moeder moet de vastgestelde voorlopige omgangsregeling daarom gewoon nakomen.
De vader voert verder aan dat de moeder zonder overleg éénzijdig heeft besloten om [minderjarige] halverwege het voetbalseizoen van de voetbalclub [sportclub 1] te halen. Hierdoor mist [minderjarige] zijn uitlaatklep, zal zijn conditie achteruit gaan en verliest hij zijn plek in het voetbalteam JO 13-1. [minderjarige] wil volgens de vader graag in dit team voetballen en het is dan ook niet in het belang van [minderjarige] dat het voetballen door de moeder is stopgezet.
3.3.
De moeder voert verweer. De moeder concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vader.
in reconventie
3.4.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven –
primairschorsing van de voorlopig vastgestelde omgangsregeling in afwachting van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming dan wel voortzetting van de bodemprocedure en
subsidiairte bepalen dat de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding zal plaatsvinden.
3.5.
De moeder legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [minderjarige] is doodsbang voor zijn vader en hij ervaart een te grote spanning als hij bij zijn vader is. [minderjarige] kan veel dingen niet tegen zijn vader zeggen, omdat de vader anders boos wordt. Ook wordt [minderjarige] continu met appjes van de vader bestookt wat hij aan het doen is, stuurt de vader telkens voetbal gerelateerde filmpjes in combinatie met boze berichten en valt hij [minderjarige] telkens lastig met instructies die hij bij de moeder moet opvolgen. [minderjarige] is het plezier in voetbal verloren doordat zijn vader continu naar hem schreeuwde en uitschold. Ook na zijn trainingen en wedstrijden ontving [minderjarige] kritiek van zijn vader in de vorm van heftige uitbranders. De moeder en ook de trainer hebben de vader meerdere keren aangesproken op het onbehoorlijk gedrag van de vader tijdens de trainingen en wedstrijden. Op een gegeven moment kon de moeder het niet meer aanzien en heeft zij de vader voor de keuze gesteld dat [minderjarige] terug ging naar zijn leeftijdsgenoten in JO 11-1 en de vader zijn gedrag zou aanpassen of dat [minderjarige]
van voetbal af zou gaan. De vader koos voor de laatste optie.
[minderjarige] is sinds 2 januari 2024 lid van de voetbalclub [sportclub 2] in Delft. Hij heeft voor de kerstvakantie twee keer meegetraind met JO 11-1 en heeft het daar naar zijn zin. [minderjarige] zit met meerdere vriendjes uit de buurt in het team en hij kan zelfstandig naar de voetbal fietsen.
De moeder heeft niet alleen vanwege de kwestie van het voetballen de omgang tussen de vader en [minderjarige] stopgezet. [minderjarige] is door de vader tegen zijn moeder opgezet en hij komt voortdurend klem te zitten tussen zijn ouders. [minderjarige] bevindt zich in een onveilige situatie omdat de vader [minderjarige] nog steeds tegen zijn moeder opstookt, hem met zaken belast die op ouderniveau moeten worden besproken en het gezag van de moeder ondermijnt. Nu er geen omgang en geen contact is tussen [minderjarige] en de vader gaat het veel beter met [minderjarige] en is hij meer ontspannen. Volgens de moeder moet er eerst gedegen onderzoek plaatsvinden voordat de omgangsregeling weer zonder begeleiding kan worden uitgevoerd.
3.6.
De vader voer verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
Vordering vader ten aanzien van de voetbalclub [sportclub 1]
4.1.
Aangezien de vader geen gezag heeft over [minderjarige] bestaat er geen wettelijke grondslag voor zijn vordering om de moeder te gebieden [minderjarige] terug te laten plaatsen bij voetbalclub [sportclub 1] in het team JO 13-1. De vader is daarom niet-ontvankelijk in deze vordering.
4.2.
Ter zitting hebben partijen wel afgesproken dat er een gesprek met [minderjarige] en de ouders, maar in ieder geval met de vader moet komen over het voetballen van [minderjarige] en dat de schoolmaatschappelijk werkster zal worden gevraagd bij dit gesprek aanwezig te zijn. De moeder zal maandag 8 januari 2024 contact opnemen met school om een gesprek met de schoolmaatschappelijk werkster en de ouders te plannen. Zij zal vervolgens de vader informeren wanneer dit gesprek kan plaatsvinden.
De voorzieningenrechter merkt hierbij op, zoals ook op de zitting is besproken, dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij zich onbelast voelt over bij welke voetbalclub en in welk team hij voetbalt en dat hij hiervoor de emotionele toestemming van de vader ervaart.
in conventie en in reconventie
4.3.
Ten aanzien van de vordering van de vader over de nakoming van de omgangsregeling overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Als uitgangspunt geldt dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling moet worden nagekomen. Het moet immers in het belang van [minderjarige] worden geacht dat hij contact heeft met beide ouders. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat de omgangsregeling niet (meer) in het belang van [minderjarige] moet worden geacht.
4.4.
De moeder heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [minderjarige] psychisch is mishandeld door zijn vader. De moeder heeft in dit kort geding geen andere argumenten aangevoerd die niet al in de beschikking van deze rechtbank van 12 september 2023 zijn meegewogen bij het vaststellen van de voorlopige omgangsregeling. Zij heeft toen ook aangevoerd dat [minderjarige] bang is voor zijn vader, dat de vader controlerend is en de vader [minderjarige] negatief beïnvloedt door [minderjarige] te vertellen dat de moeder en haar partner demonen zijn.
Ook is in het bestek van dit kort geding niet aannemelijk geworden dat de kwestie rondom het voetballen in het hogere team JO 13-1 bij [sportclub 1] , een zodanig ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] dat dit de opschorting van de omgangsregeling kan rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de moeder zich dan ook moet houden aan de in de beschikking van 12 september 2023 bepaalde voorlopige omgangsregeling. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding moet plaatsvinden, zoals de moeder subsidiair in reconventie heeft gevorderd.
4.5.
De voorzieningenrechter benadrukt dat het van belang is dat [minderjarige] onbelast omgang kan hebben met beide ouders en dat de ouders elkaar niet diskwalificeren. Dit betekent ook dat de ouders geen vragen aan [minderjarige] mogen stellen over (het leven van) de andere ouder. Ook is het van belang dat de ouders geen - niet noodzakelijke - appjes, (voetbal)filmpjes, mailtjes of andere berichten aan [minderjarige] sturen als hij bij de andere ouder is.
4.6.
De slotsom is dat de vordering van de vader in conventie tot nakoming van de omgangsregeling wordt toegewezen en de vorderingen van de moeder in reconventie worden afgewezen.
4.7.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in de onder sub I van de dagvaarding omschreven vordering met betrekking tot de voetbalclub van [minderjarige] .
5.2.
veroordeelt de moeder de in de beschikking van deze rechtbank van 12 september 2023 bepaalde voorlopige omgangsregeling na te komen;
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de nakoming van de voorlopige omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
wijst af de vorderingen van de moeder;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Dragtsma en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
aw