ECLI:NL:RBDHA:2024:5048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
NL24.2580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag van een Syrische nationaliteit met medische problematiek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 9 april 2024, wordt het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 25 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Bulgarije.

De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar kwetsbaarheid en medische problematiek niet heeft meegewogen in de beoordeling van haar asielaanvraag. Ze verwijst naar eerdere suïcidale pogingen en een traumatische ervaring in Bulgarije, waar ze in de gevangenis is aangerand. Eiseres stelt dat ze in Bulgarije niet de benodigde medische zorg kan krijgen en dat haar terugkeer daarheen in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de medische problematiek van eiseres niet voldoende heeft meegewogen en dat dit een schending van het beleid inzake asielverzoeken van bijzonder kwetsbare vreemdelingen oplevert. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische problematiek van eiseres in de beoordeling moet worden meegenomen. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,00 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar asielaanvraag. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1981. Zij heeft op 25 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 22 januari 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Bulgarije. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024, samen met de zaak NL24.2581, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mag de staatssecretaris voor eiseres als statushouder ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris dit niet had mogen doen omdat Bulgarije haar verplichtingen, in het bijzonder artikel 3 van het EVRM, ten aanzien van eiseres niet is nagekomen. Eiseres stelt dat zij extreem kwetsbaar is vanwege eerdere suïcidale pogingen en het feit dat ze in Bulgarije in de gevangenis is aangerand, hetgeen haar heeft getraumatiseerd. Voor haar medische situatie verwijst eiseres naar haar Duitse patiëntendossier. In Bulgarije kan eiseres niet de vereiste medische hulp krijgen en van haar kan niet worden verwacht dat zij zich staande houdt in de zeer slechte omstandigheden voor statushouders in Bulgarije. Het terugsturen van eiseres naar Bulgarije levert strijd op met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft dit volgens eiseres ten onrechte niet meegewogen. Bovendien had de staatssecretaris een BMA-advies moeten aanvragen.
4.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres niet bijzonder kwetsbaar is. Eiseres heeft in Bulgarije in een restaurant gewerkt, is op eigen initiatief gestopt met werken, heeft zichzelf kunnen voorzien van huisvesting en had toegang tot medische zorg wanneer zij dit zelf betaalde of verzekerd was. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet kan klagen bij de autoriteiten en dat de autoriteiten haar niet kunnen helpen. Ten aanzien van de medische situatie heeft de staatssecretaris ter zitting opgemerkt dat geen sprake is van een behandeling en dat de medische situatie onvoldoende is onderbouwd. Niet bijzonder kwetsbare statushouders worden geacht zichzelf in Bulgarije staande te kunnen houden. Om die reden geldt ten aanzien van eiseres dat voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Daarnaast is nergens uit gebleken dat eiseres heeft geprobeerd om toegang te krijgen tot medische zorg en dat dit niet gelukt is.
4.2.
Het betoog van eiseres slaagt. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de staatssecretaris in het voornemen noch in het besluit de door eiseres aangevoerde medische problematiek kenbaar heeft meegewogen in de beoordeling of eiseres als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Dit had gelet op wat eiseres in het gehoor aanmeldfase en in de zienswijze heeft aangevoerd en overgelegd (Duits patiëntendossier) op grond van het beleid inzake asielverzoeken van bijzonder kwetsbare vreemdelingen (IB 2021/56) wel van de staatssecretaris mogen worden verwacht. Uit het genoemde beleid volgt dat de staatssecretaris de medische problematiek, voor zover aannemelijk gemaakt, dient mee te wegen en dient te motiveren waarom die medische problematiek er niet toe leidt dat eiseres als bijzonder kwetsbaar wordt aangemerkt. Wanneer de medische problematiek van een zekere ernst is, dient de staatssecretaris over te gaan tot het aanvragen van een BMA-onderzoek.
Omdat de staatssecretaris alsnog de door eiseres aangevoerde medische problematiek kenbaar dient mee te wegen in de beoordeling of eiseres als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of al dan niet een BMA-advies had moeten worden aangevraagd. Het besluit is om deze reden niet deugdelijk gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiseres niet in stand blijft en het besluit vernietigd wordt. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat er een beoordeling nodig is van de gestelde bijzondere kwetsbaarheid van eiseres waarbij de medische problematiek van eiseres kenbaar wordt meegewogen. Dit is voorbehouden aan de staatssecretaris. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor 8 weken.
6. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in het vergoeden van de proceskosten van eiseres van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is in lijn met artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.