ECLI:NL:RBDHA:2024:5030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 12 maart 2024, op grond van de stelling dat een andere lidstaat verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, zoals vastgelegd in de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onverwijlde spoed, omdat de termijn voor overdracht aan de andere lidstaat eindigt op 7 juni 2024. De rechter heeft het belang van de verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder laten wegen dan het belang van de staatssecretaris om de verzoeker eerder over te dragen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst en de verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.