ECLI:NL:RBDHA:2024:5010
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, vreest bij overdracht naar Duitsland een reëel risico op indirect refoulement vanwege de omstandigheden voor homoseksuele vluchtelingen in Duitsland. Hij verwijst naar een artikel van RTL Nieuws en een AIDA-rapport dat de leefomstandigheden in opvangcentra in Duitsland bekritiseert.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een evident en fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland. De rechtbank stelt vast dat Duitsland met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM en andere richtlijnen. De rechtbank concludeert dat er geen risico is op indirect refoulement en dat eiser zich kan beklagen bij de Duitse autoriteiten indien nodig.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om in verzet te gaan tegen de uitspraak, maar tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.