ECLI:NL:RBDHA:2024:5010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.6858 en NL24.6859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, vreest bij overdracht naar Duitsland een reëel risico op indirect refoulement vanwege de omstandigheden voor homoseksuele vluchtelingen in Duitsland. Hij verwijst naar een artikel van RTL Nieuws en een AIDA-rapport dat de leefomstandigheden in opvangcentra in Duitsland bekritiseert.

De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een evident en fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland. De rechtbank stelt vast dat Duitsland met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM en andere richtlijnen. De rechtbank concludeert dat er geen risico is op indirect refoulement en dat eiser zich kan beklagen bij de Duitse autoriteiten indien nodig.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om in verzet te gaan tegen de uitspraak, maar tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.6858 en NL24.6859
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat hij bij overdracht naar Duitsland een reëel risico loopt op indirect refoulement als gevolg van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid in Duitsland. Ter onderbouwing verwijst hij naar een artikel van RTL Nieuws uit 2016 over homoseksuele vluchtelingen in Duitsland [2] . Eiser stelt dat verweerder niet heeft ingezien dat de bevindingen uit dit artikel voor eiser nog steeds relevant zijn. Verweerder is ook niet ingegaan op wat eiser heeft meegemaakt in Duitsland. Uit het AIDA [3] -rapport (update 2022) blijkt dat de leefomstandigheden in veel centra voor eerste opvang zijn bekritiseerd door asielzoekers, vrijwilligers en ngo’s en dat de omstandigheden nog verder zijn verslechterd [4] . Verder blijkt dat de opvangcrisis in Duitsland op korte termijn niet opgelost lijkt te zijn, omdat de Duitse autoriteiten elkaar op verschillende niveaus de schuld geven van de tekortkomingen [5] . Verder zal de Duitse rechter eiser niet voldoende beschermen tegen uitzetting. Eiser heeft voldoende aangetoond dat zijn asielaanvraag in Duitsland is afgewezen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Duitsland in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [6] of artikel 4 van het Handvest [7] .
6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank overweegt daarbij dat uit het AIDA-rapport volgt dat de opvangcapaciteit en de leefomstandigheden in veel opvanglocaties worden bekritiseerd, maar dat daaruit niet geconcludeerd kan worden dat Dublinclaimanten in Duitsland geen toegang hebben tot opvangvoorzieningen. Eiser heeft met zijn geschetste gang van zaken met betrekking tot de asielprocedure en opvangprocedure onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat er sprake is van een evident en fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland. Het door eiser aangevoerde artikel van RTL Nieuws leidt niet tot een ander oordeel, nu dit artikel vele jaren ouder is dan het hiervoor genoemde AIDA-rapport.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Duitse rechter hem niet voldoende zal beschermen tegen uitzetting. Duitsland heeft namelijk met het claimakkoord gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht. Daarnaast heeft verweerder terecht gewezen op het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023 [8] , waarin – kort gezegd – werd geoordeeld dat een rechter die het overdrachtsbesluit toetst, niet mag onderzoeken of er in de andere lidstaat een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat. Er mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, nu niet is vastgesteld dat er in Duitsland sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
8. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er bij overdracht aan Duitsland geen sprake is van een risico op indirect refoulement als gevolg van het gehanteerde beschermingsbeleid in Duitsland. Daarbij is bovendien van belang dat eiser zich bij voorkomende problemen kan beklagen bij de desbetreffende autoriteiten in Duitsland. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat de Duitse autoriteiten een door eiser ingediende klacht niet serieus zullen nemen.
9. Eiser heeft zijn stelling dat zijn asielaanvraag in Duitsland al is afgewezen niet met stukken onderbouwd. De Duitse autoriteiten hebben dit ook niet kenbaar gemaakt bij het aanvaarden van het claimverzoek. Verweerder heeft daarom terecht – op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening – een verzoek tot terugname gedaan bij de Duitse autoriteiten en de Duitse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
11. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [9] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van B.C.N. van Slingerland, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.‘Homo’s in azc: ‘we leven voortdurend in angst’’, RTL Nieuws 22 februari 2016.
3.Asylum Information Database.
4.AIDA Country Report Germany (2022 update), p. 131-133.
5.AIDA Country Report Germany (2022 update), p. 132.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.ECLI:EU:C:2023:934.
9.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.