ECLI:NL:RBDHA:2024:5008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.12797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, was op 23 maart 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 28 maart 2024 de maatregel van bewaring opgeheven, maar eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft op 5 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door de maatregel niet binnen twee dagen na de intrekking van het claimverzoek om te zetten. Dit heeft geleid tot een onrechtmatige vrijheidsontneming van eiser, waarvoor de rechtbank schadevergoeding heeft toegekend. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de gronden voor de bewaring deugdelijk had gemotiveerd, maar dat de voortvarendheid in de procedure ontbrak. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, vastgesteld op € 100,- voor één dag. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12797

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft op 28 maart 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. Janse, als waarnemer voor zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2. De staatssecretaris heeft de onderhavige maatregel gebaseerd op artikel 59a, eerste lid van de Vw. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
Voortraject
4. Eiser voert aan dat hij als gevolg van het handelen van de staatssecretaris geen volledige rechtsbijstand heeft gehad, doordat hij vroegtijdig na zijn inbewaringstelling is overgebracht vanuit het cellencomplex Groningen naar DC Rotterdam. De gemachtigde van eiser verwijst ter zitting naar het document ‘hv21 formulier bijzonderheden zaak’, waaruit blijkt dat de gemachtigde van eiser rond 11:00 uur met hem in gesprek zou gaan voorafgaand aan zijn overplaatsing naar het detentiecentrum in Rotterdam. Eiser is de mogelijkheid ontnomen om dit gesprek met zijn raadsvrouw te voeren, omdat hij toen al werd overgebracht naar het detentiecentrum in Rotterdam. Hierdoor is hij in zijn (verdedigings)belangen geschaad.
4.1.
De rechtbank stelt eerst vast dat eiser voorafgaand aan het gehoor bij inbewaringstelling telefonisch met zijn gemachtigde heeft gesproken, en dat in dat gesprek advies aan eiser is verleend zoals kenbaar is gemaakt in het beroepschrift. De rechtbank stelt verder vast dat eiser, voorafgaand aan zijn overbrenging naar DC Rotterdam, ondanks de toezegging daartoe, geen gesprek met zijn gemachtigde meer heeft kunnen voeren. De rechtbank is van oordeel dat gelet daarop sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van de staatssecretaris, waardoor eisers recht op bijstand in het voortraject beperkt is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat hierin geen schending van eisers rechtsbijstand is gelegen en ziet hierin dan ook geen grond om te oordelen dat als gevolg hiervan de inbewaringstelling had moeten worden opgeheven. Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat er wel sprake is van een gebrek, is de rechtbank van oordeel dat dit gebrek in de zaak niet zodanig is dat de belangenafweging in het voordeel van eiser zou moeten uitvallen. Daarbij is van belang dat, zoals hieronder wordt overwogen, de gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen en er sprake is van onttrekkingsrisico. Ook acht de rechtbank in dit verband van belang dat eiser telefonische rechtsbijstand heeft verkregen en niet aannemelijk is geworden dat hij daadwerkelijk in zijn verdedigingsbelangen is geschaad: Eiser heeft ook nadien telefonisch contact met zijn gemachtigde kunnen leggen en de mogelijkheid gehad om middels zijn gemachtigde tegen de maatregel van bewaring het onderhavige beroep in te stellen.
Grondslag en gronden
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser viel onder de in artikel 59a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. Er bestond een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening nu uit de bevraging in het Eurodac-systeem blijkt dat eiser een Eurodac hit in België en Duitsland heeft, waar hij op 19 juli 2023 een verzoek in België en op 11 januari 2024 een verzoek in Duitsland om internationale bescherming heeft ingediend. Gelet op het voorgaande bestond ten tijde van de inbewaringstelling een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris terecht de gronden 3a, 3b, 4c en 4d aan eiser heeft tegengeworpen. Ten aanzien van grond 3a heeft de staatssecretaris terecht aangenomen dat eiser niet beschikt over een paspoort, geldig visum of verblijfsvergunning en daardoor niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen. Grond 3b is terecht tegengeworpen omdat vast staat dat eiser meermaals met onbekende bestemming is vertrokken, laatstelijk op 20 maart 2023 en zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden; hiermee heeft eiser zich enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken. Tot slot zijn de lichte gronden 4c en 4d terecht aan eiser tegengeworpen nu hij niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats en eveneens niet over voldoende middelen van bestaan. Het verblijf in de COa opvang in Ter Apel kan niet worden aangemerkt als een vaste woon- of verblijfplaats.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde gronden deugdelijk door de staatssecretaris zijn gemotiveerd en aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, reeds voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat hij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank laat de bespreking van de overige gronden dan ook achterwege.
7. De rechtbank is van verder van oordeel dat er geen reden was om een lichter middel dan de maatregel van bewaring toe te passen. In dit kader acht de rechtbank van belang dat, zoals hiervoor is geconcludeerd, de gronden de bewaring kunnen dragen en dat hiermee het risico op onttrekking is gegeven.
Voortvarendheid
8. De gemachtigde van eiser voert aan dat de staatssecretaris niet voortvarend heeft gehandeld, nu de maatregel niet binnen twee dagen na de intrekking van het claimverzoek en opname in de nationale asielprocedure omgezet.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt vast dat eiser op 23 maart 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a Vw. Bij besluit van 25 maart 2024 heeft verweerder besloten om eiser op te nemen in de nationale procedure en het claimverzoek aan Duitsland in te trekken. Dit besluit is bij brief van 26 maart 2024 aan eiser en zijn gemachtigde bevestigd. Vervolgens moet de grondslag van de bewaringsmaatregel voortvarend worden omgezet, om te voorkomen dat de vreemdeling in detentie wordt gehouden op basis van een wettelijke grondslag die niet op hem van toepassing is (Dublinverordening). Volgens vaste rechtspraak is van voortvarendheid sprake als binnen twee dagen een omzetting of opheffing volgt. In dit geval is de maatregel op 28 maart 2024 opgeheven en omgezet naar een nieuwe maatregel. Dat is dus niet binnen de termijn van twee dagen (48 uur). Verweerder had immers uiterlijk op 27 maart 2024 de maatregel moeten opheffen en de grondslag van de maatregel moeten wijzigen.
9 Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank kent eiser daarom een schadevergoeding toe vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag van de omzetting van de maatregel op 28 maart 2024. Het bedrag aan schadevergoeding komt dus neer op 1 dag onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 100,-.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 100,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.