ECLI:NL:RBDHA:2024:5001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
SGR 21/5538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag om een PTSS-hulphond op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), in de vorm van de aanschaf van een PTSS-hulphond. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 11 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door G.H.P. van der Helm, een deskundige. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college de gelegenheid te geven het advies van Trompetter & Partners te heroverwegen. Op 8 augustus 2023 heeft het college het bestreden besluit vervangen, het primaire besluit herroepen en aan eiseres een bedrag van € 9.980,- toegekend voor de opleidingskosten van de psychosociale hulphond.

De rechtbank overweegt dat het college met het besluit van 8 augustus 2023 volledig tegemoet is gekomen aan de eisen van eiseres. Hierdoor is de vraag of eiseres nog een belang heeft bij haar beroep aan de orde. De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep tegen het bestreden besluit, noch bij de beoordeling van het besluit van 8 augustus 2023. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. M. Mos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), in de vorm van de aanschaf van een PTSS-hulphond.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 11 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door G.H.P. van der Helm (deskundige), en de gemachtigde van het college.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, onder meer om het college in de gelegenheid te stellen om te beoordelen of het advies van Trompetter & Partners aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen.
1.4.
Met het besluit van 8 augustus 2023 heeft het college het bestreden besluit vervangen, het primaire besluit herroepen en aan eiseres een bedrag van € 9.980,- toegekend voor de opleidingskosten van de psychosociale hulphond van eiseres.
1.5.
Nadat partijen niet binnen de gestelde termijn hebben aangegeven prijs te stellen op een nadere zitting, heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum op heden bepaald.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres nog een belang heeft bij haar beroep. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat het college het bestreden besluit heeft vervangen met het besluit van 8 augustus 2023. In dat besluit wordt eiseres volledig tegemoetgekomen. Niet is gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij haar beroep tegen het bestreden besluit, dan wel belang heeft bij beoordeling van het besluit van 8 augustus 2023. Het beroep van eiseres is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep daarom niet inhoudelijk. De rechtbank ziet in de tegemoetkoming aan het beroep van eiseres door het college wel aanleiding om te bepalen dat het college het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.