Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
2. Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.
Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
(…)
2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
m. Vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden.
3. Het college stelt bij nadere regeling een nuancering van de voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid vast.
Nadere regels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2019
Artikel 3.1 De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening
1. Het uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het arriveren van hun kind op de locatie van de jeugdhulp. Deze verantwoordelijkheid omvat ook de bekostiging van het vervoer.
2. In bepaalde gevallen kan het college ten behoeve van het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp een vervoersvoorziening toekennen.
3. Een vervoersvoorziening kan alleen worden toegekend indien:
a. er een beschikking voor een individuele voorziening jeugdhulp wordt afgegeven waarop de vervoersaanvraag ziet;
b. jeugdigen en ouders aannemelijk hebben gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van de voorziening;
c. er sprake is van onvoldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouders en andere personen die tot het sociale netwerk behoren om in het vervoer te voorzien en
d. er zijn geen mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening of overige voorziening te voorzien in het vervoer.
4. Het bestaan van een noodzaak wordt aannemelijk gemaakt indien:
a. er sprake is van een medische noodzaak bij de jeugdige; of
b. er sprake is beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige, waardoor het zelfstandig reizen niet mogelijk is.
5. Jeugdigen en ouders dienen naar aanleiding van een verzoek van het college binnen twee weken een aanvraag voor een voorziening zoals bedoeld in het derde lid, onderdeel d, in te dienen. Bij toewijzing wijst het college de aanvraag voor jeugdhulpvervoer (deels) af. Als aan het verzoek van het college om een aanvraag in te dienen niet binnen twee weken door jeugdigen en ouders gevolg wordt gegeven, wordt de aanvraag voor jeugdhulpvervoer afgewezen.
6. Indien de aanvraag wordt afgewezen, dan worden de ouders geacht zelf het vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden te organiseren en te bekostigen.
Artikel 3.3 Beperking in de zelfredzaamheid
1. Onder beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige zoals bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, onderdeel b, wordt verstaan dat:
a. de jeugdige jonger is dan 9 jaar en ouders aannemelijk hebben gemaakt dat de jeugdige niet zelfstandig met de fiets of met het openbaar vervoer kan reizen of
b. de jeugdige ernstige gedragsproblemen heeft welke zelfstandig reizen met de fiets of met openbaar vervoer onmogelijk maakt.
2. Onder geen enkele omstandigheid wordt het ontbreken van financiële draagkracht van de ouders ten opzichte van de vervoerskosten beschouwd als een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige.
Artikel 3.4 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
Er is sprake van onvoldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouders en andere personen die tot het sociale netwerk behoren zoals bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, onder c, als het college constateert dat:
a. de jeugdige ernstige gedragsproblemen heeft welke reizen met de fiets of met openbaar vervoer onder begeleiding van de ouders of andere personen uit het sociale netwerk onmogelijk maakt;
b. de jeugdige ernstige gedragsproblemen heeft welke het vervoeren in de auto voor de ouders of andere personen uit het sociale netwerk onmogelijk maakt.
Artikel 3.5 Toekenning vervoersvoorziening
1. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking.
2. De toekenning van de vervoersvoorziening geschiedt gelijktijdig met de toekenning van de individuele voorziening jeugdhulp.
3. Het college kan afwijken van hetgeen in het tweede lid is bepaald.
4. Het college kan aan de toekenning van de vervoersvoorziening voorwaarden verbinden die verband houden met het doel en strekking daarvan.
Artikel 4.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzonder gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.