ECLI:NL:RBDHA:2024:4998
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser op 11 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en minderjarige kinderen in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 27 november 2023 in gebreke gesteld, maar ook na deze ingebrekestelling is er geen besluit genomen. Eiser heeft daarop op 23 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit heeft overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar gezien de achterstanden bij de staatssecretaris, wordt de termijn verlengd naar acht weken.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 437,50. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht is voorlopig toegewezen, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.