Op 1 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 maart 2024 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL24.8354), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er al een uitspraak is gedaan op het beroep. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt in verband met zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.