ECLI:NL:RBDHA:2024:4990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10450924 RP VERZ 23-50183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens de proeftijd en de beoordeling van goed werkgeverschap

Op 15 februari 2024 heeft de kantonrechter mr. I.D. Bellaart, bijgestaan door griffier N. Knopper, een mondelinge uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke zaak tussen een werkneemster en haar werkgever, Stichting Careyn. De werkneemster, die op 1 februari 2023 in dienst trad met een proeftijd van één maand, werd op 14 februari 2023 ontslagen. De werkneemster stelde dat het ontslag onterecht was, omdat de werkgever onvoldoende gelegenheid had gehad om haar functioneren te beoordelen. De kantonrechter oordeelde echter dat voor een ontslag tijdens de proeftijd geen redelijke grond vereist is en dat het ontslag alleen kan worden vernietigd als het in strijd is met goed werkgeverschap of onaanvaardbaar is volgens redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever zich voldoende een beeld had kunnen vormen van de werkneemster op basis van de bijeenkomsten die zij had bijgewoond. De verzoeken van de werkneemster werden afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 543,00. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en de termijn voor het instellen van hoger beroep begint op de dag van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

zittingsplaats 's-Gravenhage
NK/b
Zaak-/rolnummer: 10450924 RP VERZ 23-50183
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op 15 februari 2024:
Op 15 februari 2024 is mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, bijgestaan door N. Knopper, griffier, overgegaan tot mondelinge behandeling in de procedure tussen:
in de procedure tussen:
[naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
de werkneemster,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal,
tegen
Stichting Careyn,gevestigd te Delft,
de werkgever,
gemachtigde: [naam 2] .
Verschenen zijn: de werkneemster, bijgestaan door mr. J.P. van Veenendaal en
mr. B. Desaunois en namens de werkgever [naam 3] , bijgestaan door [naam 2] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de beslissing gebaseerd op wat er staat in het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 13 april 2023, het verweer, de in het geding gebrachte producties en wat er is gezegd bij de mondelinge behandeling op
15 februari 2024. Van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier afzonderlijk aantekening gehouden.
1.2.
De kantonrechter heeft onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2.De beoordeling

2.1.
De werkneemster is bij de werkgever in dienst getreden op 1 februari 2023 met een proeftijd van één maand. Zij heeft nadien onder andere een lunchbijeenkomst, een welkomstbijeenkomst en een trainingsdag bijgewoond. Op 14 februari 2023 is zij ontslagen. Voor een proeftijdontslag is geen redelijke grond vereist. Dit ontslag kan alleen worden vernietigd als het onmiskenbaar in strijd met goed werkgeverschap is gegeven of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De werkneemster stelt zich op het standpunt dat de werkgever onvoldoende heeft kunnen beoordelen hoe de werkneemster haar werk als leefondersteuner zou hebben uitgevoerd, omdat zij nooit aan de uitvoering van die werkzaamheden is toe gekomen. Deze stelling is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat aan de maatstaf voor vernietiging is voldaan. De kantonrechter is bovendien van oordeel dat de werkgever, tijdens de meerdere bijeenkomsten die door de werkneemster zijn bijgewoond, zich een voldoende beeld heeft kunnen vormen van de werkneemster en haar capaciteiten. De kantonrechter zal de verzoeken van de werkneemster dus afwijzen.
2.2.
Omdat de werkneemster ongelijk krijgt, moet zij de kosten van deze procedure betalen. Deze worden begroot op € 543,00, bestaande uit het salaris van de gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken van de werkneemster af;
3.2.
veroordeelt de werkneemster in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de werkgever vastgesteld op € 543,00 als het aan de gemachtigde van de werkgever toekomende salaris;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. I.D. Bellaart en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
De termijn voor het instellen van hoger beroep vangt aan op de dag van de mondelinge uitspraak.