ECLI:NL:RBDHA:2024:4984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming door de Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van 11 april 2024 beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de besluiten van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht met betrekking tot haar inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Eiseres had op 15 juli 2022 verzocht om inzage in documenten waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt, waaronder haar studentendossier en e-mailcorrespondentie. Het college van bestuur heeft op 26 augustus 2022 en 7 november 2022 besluiten genomen, waarbij deels inzage is verleend, maar eiseres was van mening dat niet alle relevante informatie was verstrekt.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na een aanvullende toelichting van eiseres en een reactie van verweerder, heeft de rechtbank besloten dat een nieuwe zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank concludeert dat eiseres wel degelijk inzage heeft gekregen in haar studentendossier en dat het bezwaar van eiseres deels gegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de procedure correct is gevolgd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen terugbetaling van griffierecht ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt dat het besluit op het inzageverzoek een bestuursrechtelijk besluit is en dat de procedure correct is verlopen, ondanks de rol van de privacy officer in het proces.