ECLI:NL:RBDHA:2024:4973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.8206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Guinese eiser die beroep aantekende tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1997, had op 6 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 26 februari 2024 door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De eiser stelde dat hij bij terugkeer naar Guinee te vrezen heeft voor zijn stieffamilie en de autoriteiten. Hij beschreef een verleden van mishandeling door zijn stiefmoeder en een incident waarbij zijn stiefbroer om het leven kwam. De staatssecretaris vond echter dat de relevante elementen in het asielrelaas niet konden worden herleid tot de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om het medisch advies dat de eiser had ingediend expliciet in de besluitvorming te betrekken, omdat het relaas van de eiser geloofwaardig was bevonden en er geen bewijs was dat hij door zijn medische klachten niet volledig had kunnen verklaren.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.8206
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
Eiser is van Guinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft op 6 januari 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 26 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep (NL24.8208), op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V.M. Corcelle als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Het asielrelaas

1. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij bij terugkeer naar Guinee te vrezen heeft voor zijn stieffamilie en voor de autoriteiten. Eiser heeft verklaard dat hij niet goed werd behandeld door zijn stiefmoeder en dat hij in 2011 ruzie heeft gehad met zijn stiefbroer, waarbij de stiefbroer is omgekomen. Zijn stiefmoeder heeft een aantal maanden later geprobeerd hem te verdrinken. Eiser is daarna naar Conakry gegaan om bij zijn oom te wonen. Eiser stelt verder dat hij in Conakry wordt gezocht door de politie nadat, tijdens een onrustige periode in Conakry in 2013, wapens zijn aangetroffen in de kamer die hij samen met twee andere deelde. Eiser is daarna naar zijn tante gegaan, waar de politie hem is komen zoeken. Nadat eiser op verschillende plaatsen heeft verbleven, heeft hij Guinee in juli 2015 verlaten.

Bestreden besluit

2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met stieffamilie;
3. Incidenten Conakry
Alle relevante elementen zijn door de staatssecretaris geloofwaardig bevonden. Volgens de staatssecretaris zijn deze elementen niet te herleiden tot één van de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag, zodat niet is gebleken dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft. Ook is niet gebleken dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Guinee. Eiser heeft verklaard dat hij bij terugkeer vreest voor zijn stieffamilie en de autoriteiten, maar heeft deze vrees niet aannemelijk gemaakt. Bij zijn oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij naar aanleiding van de problemen met de stieffamilie (nog) te vrezen heeft, heeft de staatssecretaris – onder andere – betrokken dat eiser nog jarenlang in Guinee heeft gewoond zonder verdere problemen met de stieffamilie. Daaruit volgt dat eiser zonder vrees kan terugkeren naar Conakry. Verder heeft eiser niet gespecificeerd waarom hij nog te vrezen heeft van de stieffamilie en wordt niet gevolgd dat hij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten. Uit zijn verklaringen over de incidenten in Conakry is namelijk ook niet gebleken dat hij te vrezen heeft. Hoewel het geloofwaardig is dat de politie eiser zocht, is het niet duidelijk geworden waarom hij werd gezocht en is er geen indicatie dat hij ook nu nog wordt gezocht. Verder volgt uit de verklaringen van eiser dat hij in 2015 nog een ID-kaart heeft opgevraagd in Guinee. Uit het Algemeen Ambtsbericht Guinee blijkt dat een ID-kaart moet worden opgevraagd bij het politiebureau, waardoor het niet aannemelijk is dat hij nog als verdachte gezocht wordt. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser om deze redenen afgewezen en daarbij een terugkeerbesluit opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

Medische klachten
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische klachten van eiser. Het medisch advies is een advies voor horen en beslissen en daar staat onder andere in dat eiser niet geschoold is, een timide indruk maakt, summiere antwoorden geeft en niet in staat is om situaties in een groter verband te plaatsen. De staatssecretaris dient dit specifiek te betrekken bij de besluitvorming. Eiser stelt dat hoewel de staatssecretaris bij het gehoor afdoende rekening heeft gehouden met de medische klachten, hij ook had moeten motiveren hoe de conclusies in het medisch advies zijn betrokken bij de besluitvorming. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van
19 januari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:227.
4. De rechtbank volgt eiser niet. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond gaat in onderhavige zaak niet op, omdat het om wezenlijk andere situaties gaat. In onderhavige zaak is het relaas van eiser geloofwaardig geacht, terwijl in de zaak waarnaar is verwezen het relaas van de vreemdeling ongeloofwaardig is gevonden. De rechtbank acht het in dit geval daarom niet nodig dat verweerder in het bestreden beluit expliciet motiveert hoe het medisch advies is betrokken bij de besluitvorming. Er is immers niet gebleken dat eiser door de medische klachten niet volledig heeft kunnen verklaren.
De beroepsgrond slaagt niet.
Gegronde vrees voor vervolging
5. Eiser stelt verder dat de staatssecretaris zijn vrees ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht. Ten aanzien van de problemen met de stieffamilie heeft eiser verklaard dat hij niet weet waarom zijn stiefmoeder geen wraak heeft genomen toen hij nog in Conakry woonde, maar dat zij wel nog altijd wraak wil nemen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat het juist is dat hij naar aanleiding van het incident met zijn stiefbroer geen problemen heeft gehad met de autoriteiten maar ook dat dit waarschijnlijk door zijn leeftijd kwam. Eiser stelt dat het daarmee niet uitgesloten is dat hij, bij terugkeer in Guinee, alsnog vervolgd zal worden, omdat het om een levensdelict gaat wat normaliter niet verjaard. Aangezien de staatssecretaris de problemen met de stieffamilie en dat de politie hem zoekt geloofwaardig acht, had de staatssecretaris moeten oordelen dat de vrees van eiser aannemelijk is. Ten aanzien van de incidenten in Conakry heeft eiser verklaard dat hij het vermoeden heeft dat hij wordt gezocht door de politie omdat er wapens zijn gevonden in het huis waar hij verbleef. Dat de politie ook om andere redenen naar hem op zoek zou kunnen zijn geweest, volgt eiser niet. De directe aanleiding om hem te zoeken was namelijk de vondst van wapens. Omdat eiser ten tijde van de aanhouding van zijn huisgenoot niet thuis was, is hij op dat moment niet ook aangehouden en was de politie vervolgens naar hem op zoek. Dat de politie op zoek is naar eiser is niet alleen gebaseerd op zijn eigen aannames, maar ook op de informatie die hij van anderen heeft gekregen. Hij heeft namelijk verklaard dat hij, toen hij in 2017 in Italië was, van zijn oom heeft gehoord dat diens leerlingmonteur in de gevangenis verklaringen tegen eiser heeft afgelegd over de wapenvondst. Eiser heeft verder ter zitting verklaard, dat hij de ID-kaart niet zelf heeft opgevraagd. De staatssecretaris heeft daarom ten onrechte gesteld dat het ook vanwege het verkrijgen van de ID-kaart niet aannemelijk is dat eiser wordt gezocht door de politie.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de door eiser gestelde vrees naar aanleiding van de problemen met de stieffamilie niet ten onrechte niet aannemelijk geacht. Zoals de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft overwogen specificeert eiser niet waarom hij nog te vrezen heeft voor zijn stieffamilie en heeft eiser geen problemen ondervonden met de autoriteiten naar aanleiding van het incident met de stiefbroer. Nadat eiser was vrijgelaten is hij volgens zijn eigen verklaring door de politiechef in huis opgenomen en nam deze het juist voor hem op. Eiser is daarna naar Conakry vertrokken en heeft nog jarenlang in Guinee gewoond zonder verdere problemen te ervaren. De stellingen van eiser dat zijn stiefmoeder nog altijd wraak wil nemen en dat hij waarschijnlijk vanwege zijn jonge leeftijd geen problemen heeft gehad met de autoriteiten, maar dat het niet is uitgesloten dat hij bij terugkeer alsnog vervolgd zal worden, zijn enkel gebaseerd op vermoedens. Hiermee maakt eiser niet aannemelijk dat dit daadwerkelijk het geval is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris ook de gestelde vrees naar aanleiding van de incidenten in Conakry niet ten onrechte niet aannemelijk geacht. Eiser heeft weliswaar verklaard dat hij in 2017 heeft gehoord dat de leerlingmonteur van zijn oom hem als medeplichtig heeft aangewezen, maar naar het oordeel van de rechtbank leidt dit niet zonder meer tot de conclusie dat het aannemelijk is dat de politie hem zocht als verdachte. Daarnaast blijkt uit deze verklaring ook niet dat de politie eiser nog steeds zoekt, de verklaring betreft immers informatie die eiser al in 2017 van zijn oom heeft gekregen. Uit de verklaringen van eiser komt geen recente informatie naar voren waaruit blijkt dat eiser (nog) te vrezen heeft. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook met betrekking tot dit element bij zijn oordeel heeft mogen betrekken dat eiser nog lange tijd, na 2013 nog
ongeveer twee jaar, in Guinee heeft verbleven zonder problemen te ervaren. Omdat de staatssecretaris de gestelde vrees voor de autoriteiten reeds hierom terecht niet aannemelijk heeft geacht, is de vraag of eiser al dan niet zelf in 2015 legaal de ID-kaart heeft verkregen verder niet van belang. De beroepsgronden slagen niet.
Terugkeerbesluit
8. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de vrees van eiser niet ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser daarom als ongegrond mogen afwijzen. Daaruit vloeit voort dat de staatssecretaris eiser niet ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser heeft daartegen geen gronden aangevoerd die aanleiding geven voor een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.