Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 oktober 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 februari 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken. Verzoeker verzocht de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag van verzoeker op 9 oktober 2022 ontvangen en heeft hij verweerder op 14 november 2023 in gebreke gesteld. Echter, op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken, aangezien deze was verlengd met negen maanden. Hierdoor was het beroep prematuur en zou het niet-ontvankelijk zijn verklaard als het niet was ingetrokken.
De rechtbank concludeert dat verzoeker geen aanspraak kan maken op een proceskostenveroordeling, en wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.