ECLI:NL:RBDHA:2024:4957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
AWB 21/7587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinsleven en voogdij

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024, wordt het beroep van twee minderjarige Syrische eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die concludeerde dat de belangen van de Nederlandse overheid om mogelijke situaties van kinderontvoering of onttrekking aan het ouderlijk gezag te voorkomen zwaarder wogen dan de belangen van de eisers. De rechtbank stelt vast dat er tussen de eisers en hun oom, die in Nederland verblijft, gezinsleven bestaat, maar dat de voogdij van hun grootmoeder niet voldoende is aangetoond. De rechtbank oordeelt dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de belangenafweging en dat deze in het nadeel van de eisers mocht uitvallen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan en verklaart het beroep ongegrond. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 februari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 december 2021 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
Bij brief van 16 september 2022 heeft verweerder de rechtbank verzocht de zaak aan te houden, om een door eisers hangende beroep overgelegde voogdijverklaring te onderzoeken. Dit verzoek is toegewezen.
1.4.
Nadat de rechtbank de zaak weer op zitting had geagendeerd, heeft verweerder bij brief van 19 december 2022 opnieuw verzocht deze aan te houden, om een onderzoek bij UNHCR [1] op te starten. Dit verzoek is toegewezen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (de broer van referent), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers hebben de Syrische nationaliteit en zijn beiden minderjarig. De referent is de oom van eisers. Hij heeft sinds 26 juni 2019 een verblijfsvergunning asiel. Op 16 september 2019 heeft de referent een aanvraag voor een mvv ingediend voor eisers en zijn moeder. De moeder van referent is de pleegmoeder van eisers. De referent wil graag dat zijn moeder en neefjes bij hem in Nederland mogen verblijven.
3. De aanvraag voor de moeder van referent is getoetst aan de voorwaarden voor nareis en is ingewilligd. Omdat eisers als pleegbroers/neefjes niet in aanmerking komen voor nareis, is getoetst of zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor het uitoefenen van gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM. [2] Verweerder heeft geconcludeerd dat referent gezinsleven heeft met eisers. Vervolgens heeft verweerder een afweging gemaakt tussen de belangen van eisers en de belangen van de Nederlandse overheid. Deze belangenafweging is in het nadeel van eisers uitgevallen. Hiertoe heeft verweerder onder meer overwogen dat onvoldoende is aangetoond dat de moeder van referent, die de oma is van eisers, momenteel de volledige voogdij heeft over eisers. Dit weegt in het nadeel van eisers omdat het belangrijk is voor de Nederlandse overheid om mogelijke situaties van kinderontvoering of onttrekking aan het ouderlijk gezag te voorkomen. Ook heeft verweerder overwogen dat eisers en hun oma een beroep zouden moeten doen op de openbare kas. Daarnaast hebben eisers nooit eerder een verblijfsvergunning voor Nederland gehad. In eisers’ voordeel spreekt dat er een sterke band bestaat tussen eisers en hun oma en dat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Wel kunnen eisers en hun oma hun gezinsleven uitoefenen in Turkije, waar eisers momenteel verblijven.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Verweerder heeft ten onrechte het belang van de Nederlandse overheid zwaarder laten wegen dan het belang van eisers. Ten eerste verwacht verweerder ten onrechte een verklaring van de biologische moeder van eisers (hierna: de moeder van eisers) waarin zij toestemming geeft voor het verblijf van eisers in Nederland. De oma van eisers heeft namelijk de volledige voogdij over eisers. Ten minste heeft zij toestemming om met eisers naar het buitenland te reizen. Dit blijkt voldoende uit de overgelegde voogdijverklaring. In beroep hebben eisers nog een nieuwe voogdijverklaring overgelegd. Daar komt bij dat de moeder van eisers niet te traceren is. Ten tweede heeft verweerder miskend dat uit de Gezinsherenigingsrichtlijn blijkt dat in geval van gezinshereniging met toegelaten vluchtelingen gunstigere voorwaarden moeten worden gesteld. [3] Ten derde heeft verweerder onvoldoende de belangen van de kinderen voorop gesteld in zijn besluit. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen eisers en verweerder niet in geschil is dat er tussen eisers en referent gezinsleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM. Wat wel in geschil is, is of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de belangenafweging en of hij deze belangenafweging vervolgens in het nadeel van eisers mocht laten uitvallen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de belangenafweging en deze in het nadeel van eisers heeft kunnen laten uitvallen. Verweerder heeft hierbij veel gewicht mogen toekennen aan het belang van de Nederlandse overheid om mogelijke situaties van kinderontvoering of onttrekking aan het ouderlijk gezag te voorkomen. Verweerder heeft mogen vragen van eisers om een verklaring van de moeder van eisers over te leggen waaruit blijkt dat zij toestemming geeft voor de vestiging van haar kinderen in Nederland met hun oma. Uit de overgelegde voogdijverklaringen van 2017 en 2019 blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de oma van eisers de volledige juridische voogdij heeft. In deze voogdijverklaringen staat enkel dat de oma als tijdelijke voogd is aangesteld en toestemming heeft om met eisers naar het buitenland te reizen. Daarnaast is niet onderbouwd dat de moeder van eisers bij deze toewijzingen van deze tijdelijke voogdij aanwezig was en hiervoor toestemming heeft gegeven.
5.2.
Hangende beroep hebben eisers een nieuwe voogdijverklaring overgelegd, afgegeven op 17 januari 2022. Verweerder heeft de rechtbank gevraagd de zaak aan te houden om deze door Bureau Documenten te laten onderzoeken. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat dit ook is gebeurd en dat Bureau Documenten de voogdijverklaring echt heeft bevonden. De betreffende verklaring van Bureau Documenten is per abuis niet aan de rechtbank toegestuurd en bevindt zich dus niet in het dossier. De rechtbank is met verweerder eens dat ook uit deze voogdijverklaring niet blijkt dat de oma van eisers de volledige juridische voogdij (
wilaya) heeft verkregen. [5] Dat in laatstgenoemde voogdijverklaring staat dat deze bestemd is voor gebruik in het buitenland en onder meer toestemming wordt verleend om eisers’ zaken en juridische aangelegenheden af te wikkelen, waaronder al hetgeen samenhangt met (procedures rond) het verblijf, neemt niet weg dat uit deze verklaring ook niet blijkt of en in hoeverre de moeder van eisers hierbij betrokken is geweest. Verweerder heeft er daarbij ook op kunnen wijzen dat uit het Thematisch ambtsbericht Syrië Documenten van december 2019 blijkt dat de juridische voogdij eigenlijk altijd aan een man wordt toegewezen. [6] Uit de voogdijverklaring blijkt niet wie de juridische voogdij (
wilaya) heeft en/of dat deze persoon deze heeft verloren.
5.3.
De stelling van eisers dat hun moeder niet traceerbaar is, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat onvoldoende onderbouwd is dat de moeder van eisers op geen enkele manier te traceren is. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eisers, referent en de oma van eisers hier vaag over hebben verklaard. Zo stellen zij dat zij na het overlijden van de biologische vader van eisers is hertrouwd met een man die [naam 2] heet en dat hij uit hetzelfde dorp komt als waar zij vandaan komen, maar kunnen zij verder niet verklaren wie hij is, waar hij vandaan komt en waar hij verblijft. Verweerder heeft in dat kader relevant kunnen achten dat eisers hebben verklaard dat iedereen elkaar kent in het dorp [plaatsnaam] , waar zij allen vandaan stellen te komen, zodat niet valt in te zien dat de moeder van eisers en haar nieuwe echtgenoot op geen enkele manier meer te traceren zouden zijn. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard door enerzijds te stellen dat zij niet weten waar de moeder van eisers is en anderzijds te stellen dat zij geen contact met haar kunnen opnemen omdat zij in het gebied zit dat onder controle van het regime staat. Dit roept de vraag op hoe eisers dit dan te weten zijn gekomen.
5.4.
Dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende voorop heeft gesteld in het besluit, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt vast dat verweerder hangende beroep nog een aantal vragen aan eisers heeft gesteld, naar aanleiding van het onderzoek naar de overgelegde voogdijverklaring en omdat verweerder er ambtshalve mee bekend was dat de oma van eisers inmiddels in Nederland was aangekomen. Naar aanleiding van de aanvullende informatie die verweerder vervolgens heeft ontvangen, heeft verweerder de rechtbank nogmaals om aanhouding verzocht, om een onderzoek op te starten bij de UNHCR. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig gehandeld. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de rechtbank op 19 december 2023 heeft laten weten dat het onderzoek van UNHCR geen aanvullende informatie heeft opgeleverd, omdat UNHCR aan heeft gegeven dat nader onderzoek niet mogelijk is en op afstand niet betrouwbaar genoeg is om hier conclusies uit te kunnen trekken. In de bij deze brief gevoegde email is te lezen dat de contactpersoon van UNHCR telefonisch contact heeft gehad met de heer Zaher, bij wie de kinderen op dit moment verblijven in Syrië. Ter zitting heeft de broer van referent toegelicht dat dit een broer van hem en referent is die in Syrië woont en die de kinderen na het vertrek van hun oma naar Nederland uit Turkije heeft opgehaald en naar zijn huis in Syrië heeft gebracht. De rechtbank overweegt dat eisers weliswaar hebben gesteld dat zij op dit moment onder erbarmelijke omstandigheden in Syrië verblijven, maar verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat zij deze stelling niet hebben onderbouwd.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet in het belang is van kinderen om niet bij hun moeder te zijn. Het is onvoldoende duidelijk waarom de moeder van eisers niet in beeld is en of zij ermee instemt dat haar kinderen zich in Nederland vestigen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag van eisers om een mvv op goede gronden afgewezen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.United Nations High Commisioner for Refugees.
2.Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:455. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers zijn beroepsgrond over de Gezinsherenigingsrichtlijn ingetrokken.
4.Artikel 3, eerste lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind en de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 november 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1108JUD005697110, punt 46 en 47.
5.Zie het Thematisch ambtsbericht Syrië Documenten van december 2019, hoofdstuk 10 Voogdij, pagina 47 e.v.
6.Zie hoofdstuk 10 Voogdij.