ECLI:NL:RBDHA:2024:4949
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan eiseres, een Armeense vreemdeling zonder rechtmatig verblijf. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 maart 2024 besloten om eiseres een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 5 april 2024 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris de maatregel deugdelijk heeft gemotiveerd. Eiseres heeft geen rechtmatig verblijf en heeft niet voldaan aan de verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en onvoldoende middelen van bestaan. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk is voor de openbare orde en dat er geen lichter middel beschikbaar is. Eiseres heeft betoogd dat de maatregel onterecht is opgelegd, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres Nederland moet verlaten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.