In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Venezolaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 7 juni 2019 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 juli 2021 door de staatssecretaris werd afgewezen. De rechtbank Zwolle verklaarde op 12 juli 2022 het beroep tegen deze afwijzing gegrond, maar de staatssecretaris verklaarde de asielaanvraag op 15 januari 2024 opnieuw ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiser beoordeeld. Eiser stelt dat hij vanwege de hoge criminaliteit in zijn woonomgeving in Venezuela, waar hij meerdere keren is overvallen en bedreigd door politieagenten, vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiser geen reële vrees voor vervolging heeft en dat zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat en dat hij zich bij eventuele problemen tot de autoriteiten kan wenden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.