ECLI:NL:RBDHA:2024:4931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL24.1729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Venezolaanse eiser na eerdere gegronde uitspraak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Venezolaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 7 juni 2019 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 juli 2021 door de staatssecretaris werd afgewezen. De rechtbank Zwolle verklaarde op 12 juli 2022 het beroep tegen deze afwijzing gegrond, maar de staatssecretaris verklaarde de asielaanvraag op 15 januari 2024 opnieuw ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiser beoordeeld. Eiser stelt dat hij vanwege de hoge criminaliteit in zijn woonomgeving in Venezuela, waar hij meerdere keren is overvallen en bedreigd door politieagenten, vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiser geen reële vrees voor vervolging heeft en dat zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat en dat hij zich bij eventuele problemen tot de autoriteiten kan wenden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1729

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
Eiser heeft op 7 juni 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft bij besluit van 28 juli 2021 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Bij uitspraak van 12 juli 2022 [1] heeft de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het tegen het besluit ingediende beroep gegrond verklaard.
Bij besluit van 15 januari 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser wederom ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingediend tegen dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die door eiser naar voren zijn gebracht.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat de criminaliteit in zijn buurt in [plaats] , Venezuela, hoog is. Hij is onderweg naar zijn huis vier keer overvallen door jongens uit zijn woonwijk. Tijdens de overvallen is eiser mishandeld. Hij kan geen hulp inroepen van de politie. De politie heeft eiser drie keer gevraagd om overvallen te plegen en de helft van de overvalopbrengst met de politie te delen. Bij een ander voorval is eiser bedreigd door politieagenten met een pistool. Daarbij werd eiser gevraagd om zijn tas en schoenen af te staan. Eiser heeft tegen deze drie agenten aangifte gedaan bij de openbaar aanklager in Venezuela. Vanwege de overvallen en de problemen met de politie is eiser Venezuela ontvlucht.
Uitspraak rechtbank
3. De rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft in haar uitspraak van 12 juli 2022 geoordeeld dat het besluit van de staatssecretaris van 28 juli 2021 in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat niet uit het bestreden besluit volgde welk gewicht de staatssecretaris aan eisers verklaringen had toegekend in verband met eisers beperkte referentiekader. Daarnaast had de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig had verklaard over de locatie van de overvallen en dat eisers verklaring over zijn woonadres, over het aantal overvallers en de figuren van de overvallers afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Geld afstaan aan overvallers’;
  • Problemen met de politie van Nueva Esparta.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat alle relevante elementen geloofwaardig zijn. Volgens de staatsecretaris blijkt echter niet uit het relaas dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin loopt eiser bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico op ernstige schade. Hiertoe heeft de staatssecretaris ten aanzien van relevant element 2 overwogen dat niet gebleken is dat eiser in de belangstelling staat van de overvallers. Zo heeft eiser verklaard dat, behalve de drie politieagenten, niemand hem zoekt en dat hij niet te vrezen heeft voor de overvallers. Ook heeft eiser aangegeven, wanneer hem wordt gevraagd of hij vanwege de economische uitzichtloosheid en de wens om voor zijn kinderen een betere toekomst te vinden niet terug kan keren naar Venezuela, dat de hoormedewerker dit perfect begrepen heeft. Voorts wijst de staatssecretaris erop dat er in Venezuela geen sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ten aanzien van het derde relevante element overweegt de staatssecretaris dat de door eiser gestelde problemen met de politieagenten, te weten met agenten die hem benaderden met het voorstel om mensen gaan overvallen en de agenten die hem onder bedreiging van een pistool zijn schoenen en tas af wilde nemen, niet zwaarwegend genoeg zijn voor verlening van een asielvergunning op de b-grond van artikel 29, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Dit omdat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij problemen heeft met drie agenten en niet met het gehele politiekorps van Nueva Esparta. Ook zijn legale uitreis wijst niet op problemen met het gehele overheidsapparaat. Ook is niet gebleken dat eiser gezocht wordt door de agenten. Hij heeft de afgelopen vier jaar niets van hen gehoord en toen zijn broer aangifte ging doen is er niet naar eiser gevraagd. Daarbij is de kans klein dat eiser opnieuw benaderd zal worden voor criminele activiteiten omdat hij, volgens zijn verklaringen, vermoedelijk benaderd is omdat hij op het land van rijke bewoners werkte, waar hij inmiddels niet meer werkt en hij geen criminele achtergrond heeft. Mocht eiser bij terugkeer toch problemen krijgen, kan hij bescherming vragen van de autoriteiten. Uit paragraaf C7/36.5.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) blijkt dat dit in Venezuela alleen kan als er evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten zijn en in eisers geval zijn die er nu eiser bij de Fiscalla aangifte heeft gedaan waarop politieagenten berispt zijn door de rechter. Ook zijn drie andere agenten gevangen gezet voor afpersing. Eiser ontkent dat dit laatste het gevolg is van zijn aangifte maar volgens de staatssecretaris blijkt hieruit wel dat het doen van aangifte zinvol is en dat ongewenst gedrag bestraft wordt. Hier komt bij dat eiser naar aanleiding van zijn aangifte niet te maken heeft gekregen met represailles. Dit maakt dat het eiser tegengeworpen wordt dat hij geen aangifte heeft gedaan tegen de drie agenten die hem bedreigden. De staatssecretaris concludeert dat het risico op herhaling of voortzetting van de problemen voor eiser klein is. Mocht er toch iets plaatsvinden, kan eiser de autoriteiten vragen om daartegen op te treden.
Gronden
5. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom er voor hem geen reële vrees zou bestaan bij terugkeer. Hij is afkomstig van een klein eiland waar de politieagenten iedereen kennen en waar eiser bekend zal staan als degene die de eerdergenoemde geloofwaardig geachte problemen heeft gehad. Dat men dit niet vergeten is, volgt uit het feit dat de broer van eiser nog regelmatig bevraagd wordt over eiser. Hieruit blijkt volgens eiser dat hij nog steeds in beeld is bij de autoriteiten en is zijn gestelde vrees duidelijk geïllustreerd.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op ernstige schade. Hiertoe heeft hij kunnen overwegen dat eiser gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Op dat punt heeft de staatssecretaris terecht gewezen op het feit dat eiser legaal is uitgereisd. Eiser heeft verklaard problemen met enkele agenten te hebben gehad en daarin wordt hij door de staatssecretaris gevolgd. Dat deze problemen zich bij terugkeer opnieuw zullen voordoen heeft de staatssecretaris echter niet aannemelijk hoeven achten. In dit verband heeft de staatssecretaris mogen wijzen op de verklaring van eiser waarin het stelt dat de politieagenten hem waarschijnlijk benaderd hebben omdat hij werkzaam was op land van een welgestelde eigenaar. Dit is eiser echter niet meer. Ook het feit dat eiser geen criminele achtergrond heeft, maakt het niet voor de hand liggend dat hij bij terugkeer weer benaderd zal worden. Dat er door politieagenten bij zijn broer nog regelmatig naar eiser geïnformeerd wordt, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. Zoals door de staatssecretaris terecht wordt opgemerkt is dit pas in de zienswijze naar voren gebracht en blijkt dit op geen enkele wijze uit eisers eigen verklaringen, ook niet als hij verklaart over de contacten van zijn broer met de politie.
6.1.
Voorts heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat, indien eiser bij terugkeer toch problemen mocht ondervinden, hij zich tot de autoriteiten kan wenden. Eiser heeft zelf verklaard dat hij eerder aangifte bij de politie heeft gedaan, wat heeft geresulteerd in de berisping van de agenten. Ook heeft hij in zijn verklaringen verwezen naar een andere aangifte als gevolg waarvan drie agenten zijn veroordeeld voor afpersing. Op basis van het gestelde in paragraaf C7/36.5.1. van de Vc 2000 mag derhalve van eiser verwacht worden dat hij zich bij voorkomende problemen tot de politie wendt.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.