ECLI:NL:RBDHA:2024:4921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL23.28446, NL23.28447 en NL23.28448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Venezolaanse en Syrische nationaliteit op basis van algemene situatie in Venezuela en individuele omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers, die Venezolaanse en Syrische nationaliteit hebben, tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers dienden op 16 juni 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, maar hun aanvragen werden op 15 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een arrest van het Europese Hof van Justitie op 9 november 2023, dat relevant was voor de beoordeling van de asielaanvragen.

De rechtbank concludeert dat de asielrelazen van eisers, die onder andere inbraken, bedreigingen en ontvoeringen in Venezuela beschrijven, niet voldoende zijn om aan te tonen dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Venezuela. De rechtbank oordeelt dat de situatie in Venezuela zorgelijk is, maar niet zodanig dat het risico op ernstige schade voor de eisers specifiek en individueel is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat de algemene veiligheidssituatie in Venezuela niet leidt tot een 15c-situatie zoals bedoeld in de Kwalificatierichtlijn.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen terecht heeft afgewezen. De rechtbank wijst erop dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun individuele omstandigheden hen in een uitzonderlijke positie plaatsen ten opzichte van andere Venezolanen. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt op 8 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.28446, NL23.28447 en NL23.28448

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiser 1,

geboren op [geboortedatum 1] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 1] ,

[naam 2] eiseres 2,

geboren op [geboortedatum 2] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 2] ,

[naam 3] , eiser 3,

geboren op [geboortedatum 3] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 3] ,
Mede voor hun minderjarige kinderen:
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 4] ,
En

[naam 5] ,

geboren op [geboortedatum 5] ,
van Venezolaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 5] ,
(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Alberda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers hebben de Syrische en Venezolaanse nationaliteit. Zij hebben op 16 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de (afzonderlijke) bestreden besluiten van 15 augustus 2023 de aanvragen afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op 20 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 oktober 2023 op zitting gevoegd behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder. Tevens was een tolk aanwezig. Het onderzoek in de zaken is na afloop van de zitting gesloten.
1.2.
De rechtbank heeft partijen op 1 november 2023 bericht dat het onderzoek in de zaken van eisers niet volledig is geweest en dat om die reden, met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), het onderzoek wordt heropend. De rechtbank heeft, conform de wens van eisers, aanleiding gezien om de beroepen van eisers aan te houden in afwachting van een arrest van het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof) in de zaak X, Y en hun zes minderjarige kinderen, mede gezien de in die zaak genomen conclusie van advocaat-generaal Pikamäe van 8 juni 2023 (zaak C-125/22, ECLI:EU:C:2023:469). Pikamäe betoogt in zijn conclusie dat -naast landeninformatie- individuele omstandigheden van een vreemdeling een rol moeten spelen bij een glijdende schaal beoordeling van de vraag of in een land of gebied sprake is van een 15c-situatie. Deze te beantwoorden rechtsvraag lag op dat moment voor bij het Hof. De beantwoording van deze rechtsvraag heeft de rechtbank van betekenis geacht voor de beoordeling van de zaken van eisers. De rechtbank heeft de beroepen van eisers aangehouden in afwachting van het door het Hof te wijzen arrest.
1.3.
Het Hof heeft op 9 november 2023 arrest gewezen in de zaak C-125/22 [1] , X,Y tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: het arrest X,Y) over de uitleg van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
1.4.
De rechtbank heeft partijen op 9 november 2023 in de gelegenheid gesteld om een nadere reactie op het arrest X,Y in te dienen.
1.5.
Verweerder heeft op 16 februari 2024 gereageerd en eisers op 4 maart 2024.
1.6.
Partijen zijn op 11 maart 2024 gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord. Eisers hebben verklaard dat zij hiervan geen gebruik willen maken. Verweerder heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft daarop bepaald dat het onderzoek in alle zaken op een nadere zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 21 maart 2024 gesloten. De rechtbank doet in deze uitspraak in alle drie de zaken uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De asielrelazen
3. Eisers hebben aan hun asielrelazen ten grondslag gelegd dat er in Venezuela meerdere malen is ingebroken in hun verschillende woonhuizen en in hun kledingwinkel. De inbraken vonden plaats in 2003, 2016 en in 2017 vond een poging tot inbraak plaats. Eiser 1 heeft ook nog verklaard dat hij in september 2017 is ontvoerd toen hij zijn broer naar huis had gebracht. Achter het huis van zijn broer is een open gebied. Daar zaten vier mannen die op hem afkwamen en die vervolgens eiser 1, zijn broer en het gezin van zijn broer hebben meegenomen. Eiser 1 werd afgeperst door de ontvoerders. Hij moest 5000 dollar betalen. Ook heeft eiser 1 verklaard in april 2022, zes jaar na het dreigtelefoontje aan zijn vrouw, eiseres 2, telefonisch bedreigd en afgeperst te zijn. Eiseres 2 heeft verklaard dat zij in 2016 telefonisch is bedreigd en dat zij het telefoongesprek linkt aan de inbraak in de kledingwinkel, omdat zij geen gehoor heeft gegeven aan de eisen die in het telefoongesprek werden geuit. Daarnaast heeft eiseres 2 te maken gehad met fysiek geweld in de kledingwinkel. Eiser 3 heeft verklaard dat de personen die zijn ouders bedreigden ook hebben gedreigd om hem iets aan te doen als zijn familie niet deed wat ze vroegen. Ook heeft eiser 3 verklaard op school racistisch en fysiek te zijn bejegend vanwege zijn Arabische achtergrond. Eiser 3 is beroofd onder bedreiging van een mes en hij heeft ook verklaard dat hij in Venezuela in dienst moet.
De bestreden besluiten
4. Het asielrelaas van eiser 1 bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- inbraken woonhuis en winkel in Venezuela;
- telefonische bedreiging van eiser 1 in Venezuela;
- ontvoering in Venezuela.
4.1.
Het asielrelaas van eiseres 2 bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen in Venezuela.
4.2.
Het asielrelaas van eiser 3 bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen in Venezuela.
4.3.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit, herkomst, inbraken woonhuis en winkel, telefonische bedreiging en de ontvoering van eiser 1 in Venezuela geloofwaardig geacht. Ten aanzien van eiseres 2 en eiser 3 zijn de identiteit, nationaliteit en herkomst en de problemen in Venezuela geloofwaardig geacht. De door verweerder geloofwaardig geachte elementen leiden er volgens verweerder niet toe dat er sprake is van vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook hebben eisers volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waardoor zij niet terug zouden kunnen keren naar Venezuela. Verweerder onderkent dat de situatie in Venezuela zorgelijk is, maar stelt dat uit recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat geen sprake is van een situatie in Venezuela die valt onder artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (hierna: Kri) [2] . De Afdeling heeft in haar uitspraak van 22 maart 2023 geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat een vreemdeling met de Venezolaanse nationaliteit enkel door zijn aanwezigheid daar een risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvragen daarom afgewezen als ongegrond.
Vluchtelingenschap
5. Eisers stellen dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat hun asielrelazen geen raakvlakken zouden hebben met het Vluchtelingenverdrag. Eisers stellen dat zij als gevolg van hun ras, Syrische nationaliteit veel meer risico’s lopen in Venezuela. Ter ondersteuning van hun standpunt is gewezen op een aantal internetberichten over gepleegde moorden op Arabische burgers in Venezuela. Eisers stellen dat dat bericht ook betrekking heeft op twee familieleden van hen.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft zich ten aanzien van de geloofwaardig geachte relevante elementen terecht op het standpunt gesteld dat deze relevante elementen niet te herleiden zijn tot het verdrag. Immers, iemand is een vluchteling op grond van het verdrag als hij gegronde vrees heeft voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege hun Arabische achtergrond meer risico zouden lopen om slachtoffer te worden van inbraken, bedreigingen, ontvoeringen of afpersingen. Verweerder heeft in dit verband op goede gronden gewezen op informatie van een openbare bron en het ambtsbericht [3] . Daaruit volgt dat Venezolanen met een Arabische achtergrond geen bijzondere positie in Venezuela hebben, dat de Syrische gemeenschap in Venezuela succesvol is en dat er geen aanwijzingen zijn dat de Syrische gemeenschap een speciale positie heeft. De verwijzing naar de nieuwsberichten op internet heeft verweerder terecht niet gevolgd nu daaruit niet is gebleken dat twee slachtoffers familie van eisers zouden zijn dan wel dat de omgekomen burgers slachtoffer zouden zijn geworden vanwege hun afkomst of nationaliteit. Eisers hebben hun stelling in dit verband ook in deze rechterlijke procedure niet aannemelijk gemaakt.
Ernstige schade
6. Eisers stellen dat zij door hun enkele aanwezigheid in Venezuela voortdurend een risico lopen op ernstige schade, ook al zaten er tussen de incidenten soms enkele jaren. Eisers stellen dat er steeds nieuwe incidenten kwamen en dat zij op het laatste moment nog zijn bedreigd. Criminele organisaties hebben in Venezuela vrij spel. Eisers stellen dat het niet zeker is dat de incidenten op zichzelf staan. Bovendien deden zich steeds nieuwe, talrijke incidenten voor, ongeacht of er een verband is of niet, waardoor eisers, ongeacht of het willekeurig is geweest of niet, permanent gevaar liepen. Uit IB 2020/132 volgt dat er geen vertrouwen meer is in het rechtssysteem van Venezuela en uit het landenbeleid blijkt dat bescherming van de autoriteiten niet mogelijk is tenzij sprake is van evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten, aldus eisers.
6.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de bedreigingen, ontvoering, afpersing, inbraken en diefstallen specifiek tegen hen gericht zijn geweest, waardoor zij, volgens verweerder, bij terugkeer niet te vrezen hebben voor ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15b van de Kwalificatierichtlijn.
6.2.
De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers reeds op grond van de feitelijke omstandigheden en hun individuele relazen in aanmerking moeten komen voor subsidiaire bescherming. Indien door deze beperkte beoordeling van de vraag of aan de materiële voorwaarden van artikel 15 Kri is voldaan al blijkt dat sprake is van een dergelijke situatie, komen eisers immers reeds voor subsidiaire bescherming in aanmerking, ongeacht of sprake is van een “kale 15c-situatie” en ongeacht of er elementen zijn die de toepassing van de glijdende schaal vergen en moeten worden betrokken bij de vraag of eisers een reëel risico lopen op ernstige schade zoals geduid in artikel 15c Kwalificatierichtlijn.
6.3.
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar punten 39 en 73 van het arrest X, Y waarin het Hof heeft uitgelegd dat de algemene veiligheidssituatie weliswaar relevant is omdat dan nauwkeuriger kan worden beoordeeld of eisers daadwerkelijk risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 15a Kri en 15b Kri, maar dat vereisten die aan die vrees worden gesteld niet lager zijn doordat sprake is van willekeurig geweld. Het hof heeft uitgelegd dat toepassing van de glijdende schaal bij artikel 15b niet hoeft te worden toegepast. Het relaas van de vreemdeling moet weliswaar worden beoordeeld met inachtneming van zijn referentiekader en tegen de achtergrond van de algemene feiten en omstandigheden in het land van herkomst waaronder het niveau van algemeen geweld, maar dit betekent niet dat er andere of lagere eisen worden gesteld aan het aannemelijk maken van het reële risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15a Kri en/of 15b Kri. Het Hof heeft in het arrest X, Y over artikel 15, aanhef en onder a en b van de Kri overwogen dat deze vorm van ernstige schade betrekking heeft op situaties waarin de persoon die om subsidiaire bescherming verzoekt, specifiek wordt blootgesteld aan het risico op een bepaald soort schade, hetgeen een duidelijke mate van individualisering veronderstelt. Daaruit volgt volgens het Hof dat de toekenning van subsidiaire bescherming op grond van artikel 15, aanhef en onder a en b veronderstelt dat er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de verzoeker, indien hij wordt teruggestuurd naar zijn land van herkomst of naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, specifiek en individueel wordt blootgesteld aan een reëel risico op het ondergaan van de doodstraf, executie, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Eisers zullen dus aannemelijk moeten maken dat zij een reëel risico lopen om specifiek en individueel aan ernstige schade te worden blootgesteld indien zij terugkeren naar Venezuela.
6.4.
De rechtbank is, in navolging van verweerder, van oordeel dat eisers hierin niet zijn geslaagd. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat de ontvoering, inbraken, diefstallen, en telefonische bedreiging willekeurige gebeurtenissen waren, dat niet gebleken is van een verband tussen deze gebeurtenissen en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de daders het specifiek op hen voorzien hadden. Verweerder heeft in dit verband van belang mogen vinden dat eiser 1 zelf heeft verklaard dat de ontvoerders niet specifiek naar hem op zoek waren [4] , dat hij ook niet weet wie hem en eiseres 2 telefonisch heeft bedreigd en dat het ‘gewoon dieven’ waren [5] . Verweerder heeft hierbij ook het grote tijdsverloop tussen de gebeurtenissen mogen betrekken. Verweerder motiveert dan ook deugdelijk dat gelet op het voorgaande het niet aannemelijk is dat eisers in de negatieve belangstelling van de inbrekers, afpersers en/of ontvoerders zijn komen te staan. Het voorgaande betekent dat eisers op grond van hun individuele asielrelazen bij terugkeer niet hoeven te vrezen voor ernstige schade als bedoeld in artikel 15b Kri. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Glijdende schaal/ 15c Kri: algemene situatie in Venezuela
7. Eisers voeren verder aan dat bij de beoordeling of sprake is van een 15c-situatie niet alleen naar de algemene veiligheidssituatie van een land moet worden gekeken, maar ook naar de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden. Daarbij wijzen zij op de conclusie van de advocaat-generaal van 8 juni 2023 [6] waaruit volgt dat – naast landeninformatie – individuele omstandigheden van een vreemdeling een rol moeten spelen bij een glijdende-schaal-beoordeling van de vraag of in een land of een gebied sprake is van een “15-c-situatie”. Eisers betogen dat indien hun persoonlijke ervaringen waren meegewogen bij de beoordeling of sprake is van een artikel 15c-situatie, en indien dan was uitgegaan van de glijdende schaal, dit tot de enige mogelijke conclusie had moeten leiden dat sprake is van een risico op ernstige schade. Ten onrechte heeft er geen individuele toets plaatsgevonden. Daarom zijn de bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd, aldus eisers.
7.1.
De rechtbank overweegt eerst dat in de eerdervermelde uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 is geoordeeld, dat nergens in Venezuela sprake is van een veiligheidssituatie die zodanig ernstig is dat een persoon enkel door (fysiek) aanwezig te zijn een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM als gevolg van ernstig willekeurig geweld (15c-situatie). De Afdeling heeft geoordeeld dat er een humanitaire crisis in Venezuela is, maar dat niet aannemelijk is gemaakt dat in Venezuela sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden vanwege deze situatie dat dit in strijd met artikel 3 van het EVRM is. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld dat niet gebleken is dat personen die terugkeren naar Venezuela, bijvoorbeeld nadat zij in het buitenland een asielprocedure hebben doorlopen, een reëel risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de rechtbank niet meer van deze uitspraak zou kunnen uitgaan.
7.2.
Verweerder heeft met de verwijzing naar deze uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023 deugdelijk gemotiveerd dat de algemene situatie in Venezuela er niet toe zal leiden dat eisers bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
7.3.
Over artikel 15, aanhef en onder c van de Kri heeft het Hof overwogen dat deze bepaling betrekking heeft op een “algemener” risico op schade dan de risico’s die onder artikel 15a en 15b van dat artikel worden genoemd. Zo wordt hier volgens het Hof in ruimere zin gedoeld op een “bedreiging van het leven of de persoon” van een burger, en niet zozeer op bepaalde gewelddadigheden. Bovendien is deze bedreiging inherent aan een algemene situatie van gewapend conflict die “willekeurig geweld” meebrengt, hetgeen inhoudt dat het geweld gericht kan zijn tegen personen ongeacht hun persoonlijke situatie en hun identiteit, wanneer een dergelijk geweldsniveau dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, alleen al door zijn aanwezigheid in dat land of gebied een reëel risico op deze bedreigingen zou lopen. Hieruit volgt volgens het Hof dat, in het kader van een uitzonderlijke situatie als hiervoor beschreven, om vast te stellen dat sprake is van een “ernstige en individuele bedreiging” in de zin van artikel 15, aanhef en onder c van de Kri niet de voorwaarde geldt dat de verzoeker aantoont dat hij specifiek wordt getroffen wegens elementen die eigen zijn aan zijn persoonlijke omstandigheden. In andere, minder uitzonderlijke situaties blijken elementen die verband houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker volgens het Hof echter wel relevant. Het Hof concludeert dat hoe meer de verzoeker het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt wegens elementen die eigen zijn aan zijn individuele situatie of persoonlijke omstandigheden, hoe minder willekeurig geweld zal zijn vereist opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming op grond van artikel 15, aanhef en onder c van de Kri.
7.4.
Volgens het Hof volgt hieruit dat artikel 15 van de Kri zo moet worden uitgelegd dat zowel de omstandigheden die verband houden met de algemene situatie in het land van herkomst, met name het algemene niveau van geweld en onveiligheid in dat land, als die welke verband houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, elementen kunnen vormen die relevant zijn voor de beoordeling van elk verzoek om subsidiaire bescherming door de bevoegde nationale autoriteit, ongeacht welk specifiek soort ernstige schade in de zin van dat artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn wordt beoordeeld.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat eisers op zich terecht stellen dat bij de beoordeling of sprake is van een 15c-situatie niet enkel moet worden gekeken naar de algemene situatie in een land maar dat ook moet worden gekeken naar de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit ook gedaan. Uit de besluitvorming blijkt afdoende dat de algemene situatie in Venezuela en de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eisers bij de vraag of eisers in aanmerking moeten worden gebracht voor subsidiaire bescherming in onderlinge samenhang zijn beoordeeld, zoals bedoeld in het arrest X,Y. Verweerder heeft zich daarbij ook op deugdelijk wijze op het standpunt gesteld dat de omstandigheden die eisers hebben aangevoerd, namelijk dat zij Venezolanen zijn met een Arabische achtergrond, een groep die volgens hen een gewild doelwit is voor criminelen omdat ze als rijk worden gezien, er niet toe kunnen leiden dat het risico op ernstige schade in hun geval hoger is dan dat van andere personen. Bovendien, zo stelt verweerder terecht, hangt (willekeurig) geweld voortvloeiende uit commune criminele activiteiten niet samen met een binnenlands dan wel een internationaal gewapend conflict. De verwijzing naar het rapport van november 2023 van het European Union Agency for Asylum (EUAA) over Venezuela kan eisers niet baten, nu hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat eisers bij terugkeer het slachtoffer zullen worden van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De situatie in Venezuela is, gelet op dit rapport, naar het oordeel van de rechtbank, sinds de uitspraak van de Afdeling niet zodanig veranderd dat nu wel gesproken moet worden van een 15c-situatie. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers terecht afgewezen als ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag van bekendmaking. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2023:843.
2.Uitspraak van 22 maart 2023 ECLI:NL:RVS:2023:1054. Zie ook de uitspraak van 9 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1774.
3.Arab America, The Arab Diaspora in Venezuala van 15 september 2020, (arabamerica.com) en het algemeen ambtsbericht Venezuela van juni 2020, bld. 41.
4.Bld. 13 nader gehoor.
5.Bld. 9, 10 en 11 nader gehoor.
6.ECLI:EU:C:2023:469.