Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam eiser]
tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024, hebben verzoekers, een Syrisch echtpaar, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had op 6 november 2023 besloten om de aanvragen van verzoekers niet in behandeling te nemen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 8 januari 2024 zijn verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er ook een tolk aanwezig. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de zaak, samen met twee andere zaken, behandeld. In de uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummers NL23.35047 en NL23.35052, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van verzoekers. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.