ECLI:NL:RBDHA:2024:4916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL24.4209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Soedanese vreemdeling met betrekking tot internationale bescherming in Spanje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 9 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Soedanese vreemdeling, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 2 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 29 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming zou genieten in Spanje. De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser internationale bescherming geniet in Spanje, gebaseerd op Eurodac-gegevens. Eiser betoogt dat hij geen bescherming heeft in Spanje en dat de Eurodac-registratie onjuist is, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende informatie heeft om aan te nemen dat de bescherming nog steeds van kracht is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij terugkeer naar Spanje een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, en de rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4209

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser is van Soedanese nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 2005. Hij heeft op 2 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 29 januari 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser internationale bescherming zou genieten in Spanje.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.4210, op 8 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming zou hebben in Spanje. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser internationale bescherming in Spanje?
4. Eiser betoogt dat hij geen internationale bescherming heeft in Spanje. De staatssecretaris baseert zich ten onrechte op een Eurodac-treffer, waaruit volgt dat aan eiser internationale bescherming is toegekend. Er zijn namelijk voldoende concrete aanwijzingen om te twijfelen aan de juistheid van deze Eurodac-registratie. Allereerst is eisers asielstatus zeer laat in Eurodac verwerkt. Eiser is namelijk in een eerdere Dublinprocedure aan Spanje overgedragen, terwijl nu blijkt dat Spanje op het moment van overdracht al internationale bescherming aan hem zou hebben toegekend. De Spaanse autoriteiten hebben bij die overdracht echter niet gerept over de toegekende status aan eiser. Ten tweede heeft eiser in Spanje nooit een asielgehoor gehad. Hoewel artikel 14, eerste lid, van de Procedurerichtlijn bepaalt dat van een persoonlijk onderhoud kan worden afgezien als op basis van het beschikbare bewijs een positieve beslissing kan worden genomen, is dit niet van toepassing op eiser. Eiser heeft namelijk nooit enig bewijs overgelegd waarmee hij zijn identiteit en nationaliteit zou kunnen aantonen. Het is dan ook niet aannemelijk dat hij zonder inhoudelijk gehoor internationale bescherming in Spanje zou hebben verkregen. Tot slot stelt eiser dat hij na zijn overdracht aan Spanje geen verblijfsdocument heeft ontvangen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) blijkt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van een andere lidstaat, zoals een Eurodac-resultaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek in het Eurodac-systeem beperkt is. Verder dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien het resultaat uit het Eurodac-onderzoek onvoldoende recent is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. [1]
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op grond van de Eurodac-gegevens terecht aanneemt dat eiser internationale bescherming geniet in Spanje. Het onderzoek in het Eurodac-systeem dateert van 28 november 2023 en het bestreden besluit van 29 januari 2024. Het door de staatssecretaris verrichte onderzoek is daarom voldoende actueel. Ook verschaft de informatie voldoende duidelijkheid over de verblijfsrechtelijke positie van eiser bij terugkeer naar Spanje. Een beschermingsstatus eindigt namelijk pas op het moment dat deze door de autoriteiten wordt ingetrokken of beëindigd. [2] Indien een beschermingsstatus wordt ingetrokken of beëindigd, dan zijn de autoriteiten vervolgens verplicht om de vermelding van de toekenning van internationale bescherming uit het Eurodac-systeem te verwijderen. [3] De vermelding in Eurodac dat eiser een beschermingsstatus heeft, is dus een duidelijke aanwijzing voor het nog bestaan van die status. Eiser heeft met wat hij heeft gesteld, namelijk dat zijn status laat in Eurodac zou zijn geregistreerd, dat hij geen verblijfsdocument heeft ontvangen en dat hij geen inhoudelijk gehoor zou hebben gehad, niet de juistheid van de Eurodac-gegevens in twijfel kunnen trekken. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Kan de staatssecretaris voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Spanje terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. Zo blijkt uit het AIDA-rapport uit 2023 dat het voor statushouders in Spanje heel erg moeilijk is om onderdak te vinden en dat velen op straat belanden. [4] Ook volgt uit dit rapport dat de Europese Commissaris voor Mensenrechten de Spaanse autoriteiten heeft opgeroepen om de rechten van migranten en asielzoekers in Spanje, met name op het gebied van sociale rechten, te verbeteren. Eiser heeft na de Dublinoverdracht nooit opvang gekregen van de Spaanse autoriteiten, enkel van het Rode Kruis. Hij kan hier bij terugkeer geen aanspraak meer op maken, omdat hij inmiddels meerderjarig is. Bovendien heeft eiser slechte ervaringen met de Spaanse autoriteiten. Daarom kan van hem niet worden verwacht dat hij bij problemen klaagt bij de Spaanse autoriteiten. Zo is hij door de politie geslagen toen hij met andere asielzoekers het grenshek in Spanje probeerde over te klimmen en heeft hij gezien dat andere asielzoekers werden neergeschoten. Hij heeft hierdoor een trauma opgelopen. Eiser is ook nadat hij in het kader van de Dublinprocedure is overgedragen aan Spanje slecht behandeld door de Spaanse autoriteiten. Hij is meerdere keren geslagen toen hij om hulp vroeg. Ook dreigde de Spaanse autoriteiten hem terug te sturen naar Soedan.
5.1.
De rechtbank overweegt dat statushouders aan hun internationale beschermingsstatus de rechten kunnen ontlenen die hen zijn toegekend in de Kwalificatierichtlijn en het Vluchtelingenverdrag. In de Kwalificatierichtlijn zijn normen vastgesteld voor de inhoud van de internationale bescherming die een lidstaat van de Europese Unie (EU) aan onderdanen van derde landen verleent en de verplichtingen die dit voor de statusverlenende lidstaat met zich brengt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Spanje die verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is en dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. In de uitspraak van 8 juli 2021 heeft de Afdeling geoordeeld dat ten aanzien van Spanje nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] De Afdeling heeft dit onder meer bevestigd op 22 augustus 2023. [6] Uit de door eiser aangehaalde informatie uit het AIDA-rapport uit 2023 volgt dat statushouders in Spanje tegen bepaalde obstakels kunnen aanlopen wat betreft huisvesting, maar hieruit volgt niet dat het krijgen van huisvesting onmogelijk is. Ook volgt uit dit rapport niet dat de Spaanse autoriteiten onverschillig zouden staan tegenover de situatie van statushouders, of dat hierover niet geklaagd zou kunnen worden. [7] Bovendien is dit rapport in de laatste uitspraak van de Afdeling meegenomen en heeft dit niet tot het oordeel geleid dat voor Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser om zijn rechten als statushouder te effectueren en voor zover nodig de hulp in te roepen van de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen. Eiser betwist immers niet dat hij nog niet heeft geklaagd. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441, r.o. 5.
2.Artikel 45, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
3.Artikel 18, derde lid, van de Eurodac-verordening.
4.AIDA Country Report: Spain 2022 Update, april 2023, p. 159-161.
5.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.
6.ABRvS 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190.
7.AIDA Country Report: Spain 2022 Update, april 2023, p. 160.