In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 9 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Soedanese vreemdeling, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 2 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 29 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming zou genieten in Spanje. De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser internationale bescherming geniet in Spanje, gebaseerd op Eurodac-gegevens. Eiser betoogt dat hij geen bescherming heeft in Spanje en dat de Eurodac-registratie onjuist is, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende informatie heeft om aan te nemen dat de bescherming nog steeds van kracht is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij terugkeer naar Spanje een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, en de rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.