ECLI:NL:RBDHA:2024:49

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1955 en van Somalische nationaliteit, op 18 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Deze aanvraag werd afgewezen in het primaire besluit van 28 april 2022. Eiseres heeft op 25 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Vervolgens heeft zij op 26 september 2023 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Op 8 november 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken gewacht voordat zij beroep heeft ingesteld, waardoor het beroep terecht is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn heeft overschreden en heeft hem opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.

Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom vastgesteld van € 1.442,- omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35358

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

geboren [datum] 1955,
van Somalische nationaliteit
v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Eiseres heeft op 18 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. In het primaire besluit van 28 april 2022 is deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft op 25 mei 2022 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 26 september 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
Op 8 november 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
2.1.
Op grond van het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen de staatssecretaris had moeten beslissen op het bezwaar is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend
4. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb moet de rechtbank aan haar uitspraak een dwangsom verbinden.
5. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. Ook is niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft de staatssecretaris daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
6. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.
7. De staatssecretaris heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de staatssecretaris in gebreke is.
8. De rechtbank bepaalt daarnaast in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de staatssecretaris binnen twee weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de staatssecretaris dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De staatssecretaris moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar;
  • stelt de door de staatssecretaris te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt de staatssecretaris op om binnen twee weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.