In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1955 en van Somalische nationaliteit, op 18 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Deze aanvraag werd afgewezen in het primaire besluit van 28 april 2022. Eiseres heeft op 25 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Vervolgens heeft zij op 26 september 2023 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Op 8 november 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken gewacht voordat zij beroep heeft ingesteld, waardoor het beroep terecht is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn heeft overschreden en heeft hem opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom vastgesteld van € 1.442,- omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 januari 2024.