ECLI:NL:RBDHA:2024:4894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL23.23774
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens premature ingebrekestelling in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat hij van mening is dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn aanvraag op 15 november 2021 heeft ingediend, wat de aanvang van de procedure in het kader van de Dublinverordening markeert. Italië was aanvankelijk verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag, maar de Nederlandse autoriteiten hebben op 5 juli 2022 medegedeeld dat de aanvraag in de nationale procedure is opgenomen, waardoor Nederland vanaf dat moment verantwoordelijk werd voor de aanvraag van eiser.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de aanvang van de procedure moet beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal negen maanden. In dit geval heeft de staatssecretaris de beslistermijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn eindigde op 5 oktober 2023. Eiser heeft de staatssecretaris op 24 juli 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit te vroeg was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling niet geldig en is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23774

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Overwegingen

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Vooraf
3. Eiser bepleit dat de aanvraag is ingediend op 15 november 2021. De rechtbank stelt vast dat dit de aanvang was van de procedure in het kader van de Dublinverordening. In het geval van eiser was Italië (fictief claimakkoord) verantwoordelijk. De Nederlandse autoriteiten hebben eiser in de brief van 5 juli 2022 medegedeeld dat zijn aanvraag is opgenomen in de nationale procedure. Nederland is naar het oordeel van de rechtbank vanaf dat moment verantwoordelijk voor eisers aanvraag (vgl. artikel 42, zesde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op dat moment is de beslistermijn voor dit beroep gaan lopen.
Beroep niet tijdig
4. De staatssecretaris moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 42, eerste lid, van de Vw. Deze termijn kan verlengd worden met ten hoogste negen maanden. De staatssecretaris heeft bij WBV 2022/22 de beslistermijn met negen maanden verlengd, zodat de beslistermijn eindigde op 5 oktober 2023. Eiser heeft de staatssecretaris op 24 juli 2023 in gebreke gesteld. Dat is dan te vroeg. De beslistermijn was op het moment van het in gebreke stellen nog niet verstreken. De ingebrekestelling is niet geldig.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.