ECLI:NL:RBDHA:2024:4873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in diefstalzaak met geweld en bedreiging
Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1986, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een tas met een geldbedrag van ongeveer 158.000 euro en een mobiele telefoon, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse politielegitimatie en geweld tegen de aangevers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 30 maanden eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangever verklaarde dat hij en zijn moeder, die ook als aangever fungeerde, door drie personen in hun woning waren overvallen. De verdachte werd in verband gebracht met de zaak door het kenteken van een auto die op haar naam stond, maar er was geen direct bewijs dat zij daadwerkelijk betrokken was bij de diefstal. De rechtbank concludeerde dat de aanwijzingen tegen de verdachte onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij betrokken was bij de diefstal. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank gelastte de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.