ECLI:NL:RBDHA:2024:4872
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in diefstalzaak met geweld en bedreiging
Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een tas met een geldbedrag van ongeveer 158.000 euro en een mobiele telefoon, gepleegd op 12 april 2019 in 's-Gravenhage. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. T. Nauta, de verdachte heeft aangeklaagd en een gevangenisstraf van 30 maanden heeft geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz, heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de benadeelde partijen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de bewijsvoering niet overtuigend genoeg was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaringen van de aangever en de bijgevoegde documenten niet voldoende waren om de aanwezigheid van het geldbedrag in de woning te bevestigen. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de diefstal, ondanks dat hij samen met medeverdachten in een hotel werd aangetroffen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het feit waarop de vorderingen betrekking hadden, werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte gelast. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. P. van Essen, met de rechters mr. H.H.J. Zevenhuijzen en mr. M.M. Dolman.