ECLI:NL:RBDHA:2024:4871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
7 april 2024
Zaaknummer
09/842119-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van diefstal met geweld en valse legitimatie

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en het gebruik van valse politielegitimatie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 april 2019, waarbij de verdachte en medeverdachten zich als politieagenten voordeden en een aanzienlijk geldbedrag van € 158.000 en een mobiele telefoon hebben gestolen uit de woning van de aangever, [benadeelde partij 1]. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. T. Nauta, een gevangenisstraf van 30 maanden eiste, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Engels, vrijspraak bepleitte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal te bewijzen. De verklaringen van de aangever en de getuigen waren niet voldoende om de verdachte te identificeren als de dader. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kan worden bewezen dat hij het feit heeft gepleegd, en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechthebbenden.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechten van de verdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/842119-19, 09/818628-16 (tul)
Datum uitspraak: 5 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 juli 2019, 11 oktober 2019,
3 januari 2020 (alle pro forma) en 22 maart 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Nauta en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.A.M. Engels naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2019 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een tas inhoudende één of meer portemonnaies en/of een geldbedrag van ongeveer 158.000 euro en/of
- een mobiele telefoon,
In elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [ benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich te toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse order, te weten:
- een (valse) politielegitimatie en/of
- een (valse) machtiging tot binnentreden in een woning
en
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2] en/of die [ benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- opzij duwen van die [benadeelde partij 2] en/of
- tegenhouden en/of duwen van die [ benadeelde partij 1] en/of
- uit de hand van die [ benadeelde partij 1] trekken van voornoemde telefoon en/of
- uit de hand van die [ benadeelde partij 1] pakken van voornoemde tas met inhoud en/of
- uiten van de woorden: “Als je zo doorgaat gaan we je boeien en meenemen”
tegen die [ benadeelde partij 1] , althans woorden van soortelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat voor de betrokkenheid van verdachte onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Indien de rechtbank wel enige betrokkenheid van verdachte bij het feit bewezen acht, heeft de verdediging subsidiair gesteld dat geen sprake was van diefstal met geweld zoals ten laste gelegd maar eerder van oplichting dan wel afpersing, hetgeen niet ten laste is gelegd.
3.3.
Beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1
Aanleiding onderzoek
Op vrijdag 12 april 2019 gaat de politie naar de [adres 2] in [plaats] na melding van een diefstal van € 248.000,00. Ter plaatse blijkt [ benadeelde partij 1] (hierna: [ benadeelde partij 1] of aangever) de melder te zijn geweest. [ benadeelde partij 1] verklaart dat twee mannen en een vrouw in zijn woning waren geweest en zich als medewerkers van de politie hadden voorgedaan. Hij verklaart verder dat – in tegenstelling tot de melding – een geldbedrag van € 158.000,00 is buitgemaakt en dat de dieven ook zijn mobiele telefoon hebben meegenomen.
De dieven hebben vervolgens de woning verlaten en zijn – - denkt de aangever –weggereden in een zwarte Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1]
[ benadeelde partij 1] doet vervolgens aangifte van diefstal, mede namens zijn bejaarde moeder [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ), die ook in de woning aanwezig was.
Na onderzoek blijkt de betreffende Toyota Aygo op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] te staan. Diezelfde avond heeft de politie in een hotel in de buurt van Schiphol verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden. Alle drie ontkennen zij enige betrokkenheid bij hetgeen zich aan de [adres 2] zou hebben afgespeeld.
3.3.2
Waardering van het bewijs
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een tas met daarin een geldbedrag van ongeveer € 158.000 en een mobiele telefoon. De diefstal zou zijn gepleegd door drie personen, die zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door het tonen van een valse politielegitimatie en een valse machtiging tot binnentreden. Daarnaast zou de diefstal vergezeld zijn gegaan van geweldshandelingen (onder meer duwen van personen, uit de hand trekken van goederen en uiten van bedreigingen met geweld).
De rechtbank zal hierna per onderdeel van de tenlastelegging bespreken welk bewijs daarvoor voorhanden is.
Het geldbedrag
Aangever [ benadeelde partij 1] heeft verklaard dat een bedrag van € 158.000,00 aan contant geld in de woning aanwezig was, dat afkomstig was van de erfenissen van twee ooms van hem. Hij heeft daartoe een Excelbestand overgelegd waarin geldbedragen zijn opgenomen en de testamenten waaruit blijkt dat hij enig erfgenaam van zijn ooms is. Dit geld lag in losse enveloppen in een linnen tas in zijn slaapkamer.
Uit de verklaring van [benadeelde partij 2] , de moeder van [ benadeelde partij 1] , blijkt dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een dergelijk groot geldbedrag in de woning.
Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele verklaring van de aangever en het door hem overgelegde Excelbestand onvoldoende om te kunnen aannemen dat hij een zo groot bedrag aan contanten in de woning voorhanden had.
De rechtbank concludeert dat slechts kan worden vastgesteld dat een geldbedrag van onbekende grootte en de mobiele telefoon van [ benadeelde partij 1] zijn weggenomen.
Het verschaffen van toegang tot de plaats van het misdrijf door middel van een valse order
De rechtbank stelt vast dat de personen die de woning zijn binnengetreden, de reden van hun komst hebben meegedeeld en een valse politielegitimatie hebben getoond nadat zij [benadeelde partij 2] al waren gepasseerd en binnen in de gang stonden. Ook zouden zij een formulier hebben laten zien waarop stond dat ze in de woning mochten zijn, maar dat deden zij pas nadat zij het contante geld en de mobiele telefoon van de aangever hadden afgenomen.
Op grond van bovenstaande concludeert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat de daders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse order.
Betrokkenheid van de verdachte
Uit het procesdossier komt het volgende over verdachte naar voren.
[ benadeelde partij 1] heeft signalementen gegeven van de personen die in de woning waren. De verdachte voldoet aan het signalement van ‘man 2’. Aan [ benadeelde partij 1] is ook een foto van verdachte getoond, waarop hij heeft verklaard dat dit de forse man was over wie hij in zijn aangifte sprak.
De rechtbank merkt over deze herkenning het volgende op. Met de verklaring van een getuige die na een enkelvoudige fotoconfrontatie zegt de dader van een strafbaar feit te herkennen moet uiterst behoedzaam worden omgegaan.
Zo’n confrontatie is immers niet omgeven met de waarborgen van een meervoudige (‘foslo’) confrontatie, wat afdoet aan de bewijskracht van de herkenning.
Bovendien bevat de inhoud van het dossier geen ander bewijs voor verdachtes aanwezigheid in de woning.
Verder stelt de rechtbank vast dat genoemde zwarte Toyota Aygo op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1] . Met die [medeverdachte 1] zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] diezelfde avond aangetroffen in het hotel in de buurt van Schiphol, waarbij in de hotelkamer twee prostituees, drugs en geld aanwezig waren. Nog los van de vraag of de betreffende auto betrokken was bij de overval, levert de aanwezigheid van de drie verdachten in het hotel naar het oordeel van de rechtbank hooguit aanwijzingen maar geen rechtstreeks verband met het feit op.
Ook de omstandigheden dat verdachtes telefoon in de periode voorafgaand aan het incident zendmasten in de buurt van de [adres 2] heeft aangestraald en ten tijde van de overval uit stond en de inhoud van de uitgeluisterde OVC-gesprekken alsmede het uitgavepatroon van hem en zijn familie vlak na de overval, leveren weliswaar aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde, maar vormen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs -ook niet in onderlinge samenhang- dat verdachte degene is geweest, die het feit heeft gepleegd.
Conclusie
Gelet op bovenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

4.1
Benadeelde partij [ benadeelde partij 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 163.884,66, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 158.884,66 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
4.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave van de op de beslaglijst d.d. 12 september 2019 genoemde auto, te weten een Skoda Fabia met kenteken [kenteken 2] , aan de rechthebbende gelasten.
De rechtbank zal verder de teruggave van het op de beslaglijst d.d. 7 maart 2024 genoemde geldbedrag van € 600,-00 gelasten aan de rechthebbenden, te weten: [naam 1] en [naam 2] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
Daarover is immers ter terechtzitting door de verdachte verklaard dat dit geld niet aan hem toebehoort, maar aan voornoemde personen is overhandigd voor verleende diensten.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

Aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van 24 mei 2019 van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 20 juni 2017.

7.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van de benadeelde partij [ benadeelde partij 1]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
ten aanzien van het beslag
gelast de teruggave aan rechthebbende van het op de beslaglijst d.d. 12 september 2019 onder 1. genoemde voorwerp, te weten:
1. personenauto Skoda Fabia, kenteken [kenteken 2] ;
gelast de teruggave aan [naam 1] en [naam 2] van het op de beslaglijst d.d.
7 maart 2024 onder 2. genoemde voorwerp, te weten:
2. een geldbedrag van € 600,00;
ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging (09-818628-16):
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging
d.d. 24 mei 2019.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van
R. van Ast-Natadiningrat en mr. F.A.M. Schuijt, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2024.