ECLI:NL:RBDHA:2024:4847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/09/649146 / FA RK 23-4269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, geboren in 2014, en om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, voerde verweer tegen het verzoek van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag. De vader en moeder communiceren voornamelijk via hun meerderjarige kinderen, wat volgens de rechtbank een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat de minimaal noodzakelijke basis hiervoor ontbreekt. Echter, de ouders hebben tijdens de zitting overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waarbij de minderjarige om de week bij de vader verblijft en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft deze regeling vastgesteld, omdat het belang van de minderjarige zich hier niet tegen verzet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4269
Zaaknummer: C/09/649146
Datum beschikking: 6 februari 2024

Gezag en omgang

Beschikking op het op 19 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.G. de Jong te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Arslan te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:
  • het op 19 mei 2023 ingekomen verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 27 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 11 juli 2023, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • het op 7 september 2023 ingekomen verweerschrift met zelfstandig verzoek;
  • het op 13 september 2023 ingekomen verweer tegen het zelfstandig verzoek, met gewijzigd verzoekschrift.
Op 9 januari 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt – na wijziging – te bepalen dat:
  • hij gezamenlijk met de moeder met het gezag wordt belast over [minderjarige] ;
  • een omgangs-/zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij [minderjarige] het ene weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur en het andere weekend van zondag 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader zal zijn, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt en weer thuisbrengt;
  • [minderjarige] gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader zal zijn, waarbij de verdeling daarvan in onderling overleg wordt bepaald;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt zelfstandig te bepalen:
  • dat [minderjarige] iedere zondag om 10.00 uur wordt opgehaald door de moeder en om 19.00 uur wordt teruggebracht;
  • dat de schoolvakanties bij helfte worden verdeeld;
  • dat een zodanige voorziening wordt getroffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het zelfstandig verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
Op grond van artikel 1:253c eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt op grond van het tweede lid van dit artikel alleen afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of als afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek gesteld dat gezamenlijk gezag het wettelijke uitgangspunt is en dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag. Hij heeft nooit geweten dat hij niet het gezag had over zijn inmiddels meerderjarige kinderen, en hij wil dit wel graag over [minderjarige] . De ouders communiceren met elkaar via de meerderjarige kinderen; dit is volgens de vader zo gegroeid en hij is zich ervan bewust dat dit niet goed is. Volgens de vader kunnen de ouders per e-mail met elkaar communiceren als er iets besproken moet worden over [minderjarige] , en hebben zij daar verder geen hulpverlening bij nodig.
De moeder voert verweer. Hoewel de ouders met elkaar tot afspraken hebben kunnen komen over de omgang, is het gezamenlijk gezag op dit moment volgens de moeder een stap te ver. De moeder heeft altijd alleen het gezag gehad over [minderjarige] , net als over de andere – inmiddels meerderjarige – kinderen van partijen. De moeder heeft de vader recent gevraagd of zij op een volwassen manier met elkaar konden communiceren over [minderjarige] , zonder tussenkomst van de meerderjarige kinderen, maar de vader heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met de moeder. De moeder heeft geen vertrouwen meer in de vader, en ook contact via de e-mail of op haar privénummer wil zij niet. Op deze manier is er volgens de moeder een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders als zij gezamenlijk met het gezag worden belast.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen vereist is dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
Op basis van de stukken en wat tijdens de zitting is besproken, is de rechtbank het volgende gebleken. De vader en de moeder hebben over en weer erkend dat zij niet rechtstreeks met elkaar communiceren, en dat dit via de meerderjarige kinderen loopt. De rechtbank is het eens met het advies van de Raad op de zitting dat de ouders daarmee moeten stoppen, omdat de kinderen op deze manier niet onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De ouders communiceren op geen enkele andere manier met elkaar; zij beschikken niet over elkaars telefoonnummer of e-mailadres. Een verzoek van de moeder aan de vader om wel weer met elkaar te communiceren is door de vader afgewezen. De vader heeft op de zitting uitgelegd dat hij zijn dochter al een half jaar niet had gezien en bij een advocaat had aangeklopt, zodat hij het op dat moment niet nodig vond om met de moeder te communiceren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank tekenend voor de verstandhouding tussen de ouders en voor het gebrek aan onderlinge communicatie met elkaar. De ouders hebben ter zitting toegezegd niet meer via de kinderen te zullen communiceren. Zij zullen via hun advocaten elkaar hun telefoonnummer geven en in het vervolg via dat telefoonnummer met elkaar communiceren.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op dit moment de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de vader en de moeder ontbreekt. Bij gezamenlijk gezag zullen de ouders overleg moeten voeren over beslissingen die [minderjarige] aangaan, waarvoor zij ook met elkaar zullen moeten communiceren. Gelet op hoe de communicatie tot nu toe verloopt – namelijk via de kinderen of via de advocaten – volgt daaruit naar het oordeel van de rechtbank dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem en verloren zal raken tussen de ouders. Het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten zal dan ook worden afgewezen.
Omgang
Tijdens de zitting hebben de ouders overeenstemming bereikt over de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Zij hebben afgesproken dat [minderjarige] de ene week op zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur en de andere week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader zal zijn, en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank zal deze omgangsregeling vaststellen, nu haar niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich tegen die regeling verzet.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
  • de ene week op zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur en de andere week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur;
  • tijdens de helft van de vakanties en feestdagen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2024.