In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 april 2024, zijn de beroepen van twee eisers, een homoseksueel stel van Turkse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 26 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom artikel 17 van de Dublinverordening niet van toepassing was. Eisers hebben tijdens de zitting hun persoonlijke ervaringen gedeeld, waaronder mishandeling en onmenselijke behandeling in Kroatië, wat niet door de staatssecretaris is betwist. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers ten onrechte niet in behandeling heeft genomen en vernietigt de bestreden besluiten. De staatssecretaris moet binnen zes weken nieuwe besluiten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eisers.