ECLI:NL:RBDHA:2024:4834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL24.7673 en NL24.7675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van homoseksueel stel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 april 2024, zijn de beroepen van twee eisers, een homoseksueel stel van Turkse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 26 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom artikel 17 van de Dublinverordening niet van toepassing was. Eisers hebben tijdens de zitting hun persoonlijke ervaringen gedeeld, waaronder mishandeling en onmenselijke behandeling in Kroatië, wat niet door de staatssecretaris is betwist. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers ten onrechte niet in behandeling heeft genomen en vernietigt de bestreden besluiten. De staatssecretaris moet binnen zes weken nieuwe besluiten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.7673 en NL24.7675

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser 1

geboren op [geboortedatum 1] ,
van Turkse nationaliteit,
v-nummer: [v-nummer 1] ,
en

[naam 2] , eiser 2

geboren op [geboortedatum 2] ,
van Turkse nationaliteit,
v-nummer [v-nummer 2]
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met het bestreden besluiten van 26 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk, de gemachtigde van de staatssecretaris. Voorts is de heer S. Kortekaas, voorzitter van de Stichting LGBT Asylum Support, verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.2.
De verzoeken van eisers om een voorlopige voorziening te treffen staan geregistreerd onder de zaaknummers NL24.7674 en NL24.7676. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eisers hebben tijdens het gehoor een beeld geschetst van gedwongen afgifte van vingerafdrukken, detentie, mishandeling wegens geaardheid, het afpakken en niet teruggeven van spullen, pushbacks en het onthouden van water. Dit beeld komt ook naar voren in de brandbrief die de Stichting LGBT Asylum Support op 26 maart 2024 aan de staatssecretaris heeft gestuurd. In de brandbrief worden zeven schrijnende, mensonterende situatie geschetst waar lhbtiq-asielzoekers in Kroatië mee te maken hebben gehad. De aldaar onder punt 6 genoemde casus betreft de zaak van eisers. Eiser 1 is door de politie hard tegen zijn been geschopt toen kenbaar werd dat hij homoseksueel is en Hiv-positief is. De autoriteiten hebben ook de medicatie die eiser 1 in verband daarmee gebruikt, afgenomen en niet aan hem terug gegeven, ook niet toen daarom gevraagd werd. Eisers zijn ongeveer zeven uur vastgehouden in een onverlichte tent waar zij de nacht moesten doorbrengen. Zij kregen geen water of eten. Eisers kenmerken deze manier van behandeling als traumatisch en mensonterend. Eisers hebben vervolgens een brief gekregen waar uit bleek dat zij Kroatië binnen twee dagen moesten verlaten. Eisers zijn niet toegelaten tot de asielprocedure en hebben te maken gehad met een pushback. Deze feiten en omstandigheden zijn door de staatssecretaris onvoldoende kenbaar betrokken bij de beoordeling. Eisers bestrijden ook dat zij onvoldoende aannemelijk zouden hebben gemaakt dat de behandeling in Kroatië onrechtmatig was zoals in de beschikking staat vermeld. De staatssecretaris heeft nagelaten om te motiveren waarom van eisers kan worden verwacht dat zij zich tot dezelfde Kroatische autoriteiten wenden met een klacht of zich opnieuw wenden tot die autoriteiten voor een behandeling van zijn asielaanvraag.
5.1.
De staatssecretaris heeft ter zitting aangevoerd dat eisers er met hun verklaringen niet in geslaagd zijn om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. Middels het claimakkoord hebben de autoriteiten van Kroatië gegarandeerd dat zij eisers verzoeken om internationale bescherming in behandeling nemen. Bovendien zijn de medische voorzieningen in Kroatië van een vergelijkbaar niveau als in Nederland en staan deze voorzieningen ook ter beschikking aan Dublinclaimanten. Omdat er van kan worden uitgegaan dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, ligt het op de weg van eisers om te klagen bij de Kroatische autoriteiten.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Kroatische autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de verzoeken van eisers om internationale bescherming zullen behandelen. Gelet hierop mag ervan worden uitgegaan dat de Kroatische autoriteiten hun verdragsverplichtingen en verplichtingen die voortvloeien uit de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van het asielrecht zullen naleven.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, gelet op de omstandigheden in dit specifieke geval en in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat eisers asielaanvragen aan zich te trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft het geheel van de persoonlijke ervaringen van eisers als zodanig niet betwist evenmin als het feit dat deze eisers hebben aangegeven dat hun ervaringen samenhingen met het feit dat zij zich als homoseksueel stel bekend hadden gemaakt, waarbij tevens is aangegeven dat eiser 1 Hiv-positief is, onvoldoende kenbaar betrokken in de bestreden besluiten. De enkele stelling in de beschikking dat niet gebleken is dat de behandeling van eisers “onrechtmatig” was, omdat ervan kan worden uitgegaan dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, acht de rechtbank daarvoor een onvoldoende en onjuiste motivering. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van eisers over wat hen is overkomen en door of namens de Kroatische autoriteiten is geschied, terwijl zij onder de bescherming van die autoriteiten stonden, van belang is. De verklaringen van eisers zijn door de staatssecretaris, zoals hiervoor gememoreerd, ook niet bestreden. Dat eisers niet hebben geklaagd bij diezelfde autoriteiten kan onder die omstandigheden en in dit specifieke geval redelijkerwijs niet worden tegengeworpen.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn gegrond omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvragen van eisers niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling neemt. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De staatssecretaris zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- omdat sprake is van samenhangende zaken (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 26 februari 2024;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.