ECLI:NL:RBDHA:2024:4810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/09/654834 / FA RK 23-7221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de moeder de rechtbank verzocht om de door de vader te betalen kinderalimentatie opnieuw vast te stellen. De vader betwistte dat hij in staat was om een hogere bijdrage te betalen, omdat hij geen draagkracht zou hebben. De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van de draagkracht niet alleen het huidige inkomen van de vader van belang is, maar ook het inkomen dat hij in de toekomst redelijkerwijs kan verwerven. De rechtbank constateert dat de vader relatief jong is en dat er momenteel een groot tekort aan personeel is in diverse sectoren. De rechtbank concludeert dat de vader een verdiencapaciteit van ten minste € 35.000,- per jaar kan worden toegerekend, ondanks zijn huidige beperkte inkomen als zelfstandige. De rechtbank wijst erop dat de vader zijn financiële situatie niet kan afwentelen op de kinderen en dat hij zich moet inspannen om in zijn onderhoudsverplichting te voorzien. De rechtbank beslist dat de vader vanaf 1 juli 2024 een kinderalimentatie van € 201,- per maand aan de moeder moet betalen, na een zorgkorting van 5% van de behoefte. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de alimentatie ook moet worden betaald als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familierecht
Zaaknummer: C/09/654834 / FA RK 23-7221
Kinderalimentatie
Beschikking van 4 april 2024
in de zaak van:
[moeder]
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. O. Asscher,
t e g e n
[vader],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. de Boorder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de moeder met bijlagen 1 tot en met 5, binnengekomen op 28 september 2023;
het verweerschrift van de vader bijlage 1;
het bericht namens de moeder van 23 februari 2024 met bijlagen 6 tot en met 10;
het bericht namens de vader van 23 februari 2024 met ongenummerde bijlagen;
het bericht namens de moeder van 26 februari 2024 met bijlagen 11 tot en met 13;
het bericht namens de vader van 26 februari 2024 met ongenummerde bijlagen;
het bericht namens de vader van 26 februari 2024 met ongenummerde bijlagen;
het bericht namens de vader van 27 februari 2024 met ongenummerde bijlagen;
de brief namens de moeder van 27 februari 2024 met bijlagen 14 en 15, en
het bericht namens de vader van 4 maart 2024 met ongenummerde bijlagen.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

2.Waar gaat het over?

wat staat vast?
2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
[minderjarige 1], geboren op
[geboortedatum]in
[woonplaats], en
[minderjarige 2], geboren op
[geboortedatum]in
[woonplaats],
gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2.2.
De kinderen staan ingeschreven op het adres van de moeder.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2020 is bepaald dat de vader vanaf 1 januari 2020 een bijdrage van € 25,- per kind per maand aan de moeder moet betalen. Geïndexeerd bedroeg deze bijdrage € 27,- per kind per maand in 2023 en bedraagt deze vanaf 1 januari 2024 € 29,- per kind per maand.
wat ligt voor?
2.4.
De moeder wil dat de vader vanaf 22 februari 2022 dan wel vanaf de datum indiening van het verzoekschrift een kinderalimentatie van € 463,50 per kind per maand dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan kinderalimentatie aan haar gaat betalen. Zij heeft gesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader kan in ieder geval in staat worden geacht om een hogere bijdrage voor de kinderen te betalen dan – naar de rechtbank begrijpt – de bijdrage die in de beschikking van 22 februari 2020 is bepaald.
2.5.
De vader wil dat de moeder niet wordt ontvangen in haar verzoek dan wel zij in haar verzoek wordt ontzegd. Hij betwist dat de omstandigheden zijn gewijzigd. Als (kleine) zelfstandige heeft hij een beperkt inkomen. Hij heeft daardoor geen draagkracht om een hogere bijdrage te betalen.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank beslist dat de vader vanaf 1 juli 2024 een kinderalimentatie van € 201,- per maand aan de moeder moet betalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
vooraf
3.2.
De rechtbank houdt partijen voor dat de rechtbank in 2020 een (minimale) bijdrage voor de kinderen heeft bepaald, omdat partijen dat zo waren overeengekomen. De rechtbank heeft daarbij niet onderzocht of de overeengekomen bijdrage in overeenstemming was met de wettelijke maatstaven van behoefte en draagkracht.
wijziging van omstandigheden
3.3.
Nu de moeder heeft gesteld dat de sinds de beschikking van 2020 de omstandigheden zijn gewijzigd, is zij ontvankelijk in haar verzoek. De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
3.4.
Sinds de beschikking van 2020 zijn de omstandigheden gewijzigd. De rechtbank komt tot die conclusie, omdat zij hierna aan de vader een verdiencapaciteit zal toekennen. Dat is een rechtens relevante wijziging die maakt dat de eerder vastgestelde bijdrage moet worden herberekend.
ingangsdatum
3.5.
Om proceseconomisch reden zal de rechtbank eerst de ingangsdatum bepalen van de wijziging van de kinderalimentatie. De wet [1] laat de rechter daarbij grote vrijheid. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: namelijk de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van indiening van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. De rechter kan dus een bijdrage bepalen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit flinke gevolgen voor partijen kan hebben.
3.6.
De rechtbank laat in dit geval de wijziging ingaan vanaf 1 juli 2024. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat – hoewel de vader bij voldoende inspanning meer draagkracht had kunnen hebben – niet is gebleken dat de vader in de voorliggende periode de draagkracht had om een hogere kinderalimentatie te kunnen betalen. Daarnaast moet de vader een redelijke termijn krijgen om de toegekende verdiencapaciteit te realiseren.
behoefte kinderen
3.7.
Bij de berekening van kinderalimentatie kijkt de rechtbank eerst naar de hoogte van de kosten van de kinderen. Dat noemen we de ‘behoefte’. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen toen de moeder en de vader nog bij elkaar waren. Daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat naarmate ouders meer te besteden hebben, zij ook meer uitgeven aan hun kinderen. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen welk bedrag partijen te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren.
3.8.
Vast staat dat de relatie van partijen in 2017 is geëindigd. De rechtbank acht de inkomensgegevens over dat jaar representatief om hun toenmalige welstand te bepalen. Uit de verklaring geregistreerd inkomen van de Belastingdienst (bijlage 1) blijkt dat de vader toen een belastbaar inkomen had van € 5.519,-. De rechtbank heeft van de moeder geen inkomensgegevens ontvangen over 2017. Het lag als verzoekende partij wel op haar weg om die over te leggen.
3.9.
De moeder heeft onbetwist gesteld dat haar inkomen in 2017 fors lager was dan haar huidige inkomen. Uit een door de moeder overlegde loonstrook over juli 2023 en rekening houdend met een salarisverhoging van 10% conform de voor haar geldende CAO berekent de rechtbank haar inkomen in 2024 op € 29.801,- (zie ook hierna bij onder 3.11). Mede gelet op het geringe inkomen van de vader in 2017 acht de rechtbank het aannemelijk dat het huidige inkomen van de moeder het toenmalige gezinsinkomen van partijen overstijgt. De rechtbank zal daarom de behoefte van de kinderen bepalen op basis van het huidige inkomen van de moeder (zie Rapport alimentatienormen 2024, par. 3.2.8). Zoals hierna zal blijken, bedraagt het huidige netto besteedbaar inkomen (NBI) van de moeder – inclusief kindgebonden budget – € 3.220,- per maand. Op basis van dit inkomen bedraagt de behoefte van de kinderen aan de hand van de tabel kosten van kinderen (in totaal) vanaf 1 januari 2024 € 714,- per maand. [2]
draagkracht ouders
3.10.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. [3]
draagkracht moeder
3.11.
Bij het bepalen van de draagkracht van de moeder rekent de rechtbank bij gebrek aan recente inkomensgegevens met de door haar als bijlage 5 overgelegde loonstrook van juli 2023. Daaruit blijkt een brutoloon van € 2.131,60 per maand. Daarop strekken in mindering de premies ABP Keuze pensioen en Arbeidsongeschiktheidspensioen van respectievelijk € 180,87 en € 180,87 per maand. Het belastbaar maandloon bedraagt daarmee (afgerond) € 1.946 per maand, hetgeen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering uitkomt op € 27.092,- per jaar. De rechtbank leidt uit de loonstrook van de moeder af dat zij als lerares werkt op een basisschool. Omdat uit het onderhandelaarsakkoord CAO PO 2023-2024 blijkt dat de lonen in het primair onderwijs per 1 juli 2023 met terugwerkende kracht worden verhoogd met 10%, verhoogt de rechtbank het hiervoor genoemde inkomen met dat percentage naar € 29.801,- per jaar in 2024.
3.12.
Uit de aangehechte berekening volgt daaruit een NBI en een draagkracht van respectievelijk € 3.220,- en € 689,- per maand. [4] De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het kindgebonden budget.
draagkracht vader
3.13.
Partijen zijn het niets eens over de draagkracht van de vader.
3.14.
De moeder stelt dat de vader geen volledige inzage geeft in zijn financiële situatie. De vader heeft inkomensverklaringen van de Belastingdienst overgelegd, maar die geven geen juist beeld van zijn feitelijke inkomen. Het is haar bekend dat de vader meerdere banen heeft en hij naar alle waarschijnlijkheid cash geld ontvangt dat hij niet opgeeft aan de Belastingdienst. De moeder stelt dat het niet aannemelijk is dat met zijn geringe inkomen enerzijds en de lasten van onder meer de eigen woning anderzijds, de vader in zijn levensonderhoud kan voorzien. Daar komt bij dat de vader (met zijn foto’s op sociale media) de suggestie wekt dat hij een miljonairsleven leidt. Zo drinkt de vader champagne, maakt hij mooie reizen naar het buitenland, draagt hij merkkleding en nuttigt hij kreeft. Dit zijn uitgaven die de vader met zijn inkomen en vaste lasten niet kan veroorloven. De moeder stelt dat de vader (op ZZP-basis) werkt als webdesigner en als beveiliger. Hij moet met deze twee banen in staat worden geacht om een winst uit onderneming te genereren van € 90.000,- per jaar, aldus de moeder.
3.15.
De vader betwist de stelling dat hij een miljonairsleven leidt. Het is algemeen bekend dat mensen zich op sociale media glansrijker voordoen dan in werkelijkheid het geval is. In feite leidt hij een sober leven. Om die reden moeten zijn berichten op sociale media niet voor waarheid worden aangenomen. De afgelopen jaren van zijn leven werden beheerst door de perikelen rondom de vechtscheiding met de moeder. De kinderen worden daarin meegetrokken. Zo zijn de kinderen uit huis geplaats (geweest) en is sprake van hulpverlening en jeugdbescherming vanwege de ondertoezichtstelling. Dit is de vader niet in de koude kleren gaan zitten. Dat zit hem in zijn functioneren en zijn werkzame carrière enorm in de weg. Het klopt dat hij meerdere keren (ook met de kinderen) op vakantie is geweest, maar nagenoeg alle kosten daarvan zijn door zijn partner betaald. Zij heeft een goede baan met een goed salaris en gunde hem in verband met alle perikelen rondom de kinderen vakantie. De partner springt zo nodig financieel bij. Verder is de fles champagne waarnaar wordt verwezen een cadeau geweest van een collega van zijn partner. De vader stelt dat hij thans niet meer werkzaam is in de beveiliging. Zijn opdracht is medio 2023 gestopt. Hij betwist dat hij een winst van € 90.000,- kan realiseren. Om een dermate hoge winst – met twee verschillende banen – te kunnen genereren zou hij nooit aan nachtrust toekomen, aldus de vader. De vader stelt graag meer te willen bijdragen voor de kinderen, maar dat hij (met zijn inkomen) onder het bestaansminimum zit.
3.16.
De rechtbank stelt voorop dat partijen beiden onderhoudsplichtig zijn tegenover de kinderen. Dit brengt mee dat zij zich allebei moeten inspannen om in de kosten van de kinderen te voorzien. De vader heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet meer kan bijdragen dan hij thans doet inkomensverklaringen en aangiften IB overgelegd. In de inkomensverklaringen staan de geregistreerde inkomens. Het geregistreerde inkomens is gelijk aan het verzamelinkomen, dat is het inkomen na aftrek van alle aftrekposten, waaronder hypotheekrenteaftrek en eventuele ondernemersaftrekken. Het werkelijke inkomen van de vader is dus hoger dan het geregistreerde inkomen. Bij het bepalen van de draagkracht van een onderhoudsplichtige komt het niet alleen aan op het inkomen dat hij of zij verwerft, maar ook op het inkomen dat hij of zij geacht kan worden zich redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Niet gesteld of gebleken is dat de vader beperkingen heeft waardoor hij niet (meer) kan werken. Daar komt bij dat de vader relatief jong is en er momenteel in diverse branches een groot tekort aan personeel is. Hoewel het de vader in beginsel vrijstaat om te bepalen hoe veel hij wil werken en om als zelfstandige inkomen te verwerven, kan hij de financiële gevolgen van het relatief geringe inkomen dat hij daarmee verwerft niet afwentelen op de kinderen. Gelet op zijn mogelijkheden, uit de door hem overgelegde producties blijkt dat de vader in ieder geval als webdesigner en in de beveiligingsbranche emplooi zou moeten kunnen vinden, is de rechtbank van oordeel dat aan de vader een verdiencapaciteit van ten minste € 35.000,- kan worden toegekend. Voor zover het de vader als ondernemer niet lukt om dit inkomen te genereren, mag met het oog op zijn onderhoudsverplichting jegens de kinderen van hem worden verwacht dat hij een dergelijk inkomen in loondienst verwerft.
3.17.
Wanneer met voornoemd inkomen wordt gerekend, volgt daaruit een NBI van € 2.513,- en een draagkracht € 342,- per maand. [5]
verdeling kosten
3.18.
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 1.031,- per maand. Dit is voldoende om alle kosten van de kinderen van te betalen, want die zijn € 714,- per maand.
Het door de vader maandelijks te dragen deel bedraagt:
= € 237,- per maand.
De moeder draagt maandelijks:
= € 477,- per maand.
zorgkorting
3.19.
Vast staat dat partijen er nog niet in geslaagd zijn om een ouderschapsplan overeen te komen waarin afspraken zijn gemaakt over (onder andere) de zorg- en contactregeling. De gezingsvoogd bepaalt nog steeds de wijze waarop het contact tussen de vader en de kinderen plaatsvindt. Niet in geschil is dat er op dit moment sprake is van begeleide omgang waarin de vader de kinderen 1 tot 3 keer per week voor een aantal uren ziet. De rechtbank ziet daarom aanleiding om hier een zorgkorting toe te passen van 5% van de behoefte, namelijk € 36,- per maand. Dit maakt dat de vader aan de moeder een bedrag aan kinderalimentatie moet betalen van (€ 237 - € 36 =) € 201,- per maand voor beide kinderen samen.
uitvoerbaar bij voorraad
3.20.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de kinderalimentatie betaald moet worden, ook al wordt er tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
proceskosten
3.21.
Partijen moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2020 en bepaalt dat de vader vanaf 1 juli 2024 een bedrag aan kinderalimentatie van € 201,- per maand voor beide kinderen samen aan de moeder moet betalen;
4.2.
bepaalt dat de vader deze alimentatie wat de toekomstige termijnen betreft steeds vóór de eerste van de maand vooraf moet betalen;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
bepaalt dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen, en
4.5.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. K.M. Braun, tot stand gekomen in samenwerking met griffier mr. N. Kum. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlage 1: berekening behoefte kinderen
Bijlage 2: berekening draagkracht moeder
Bijlage 3: berekening draagkracht vader

Voetnoten

1.Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek
2.Zie bijlage 1
3.Artikel 1:397 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
4.Zie bijlage 2
5.Zie bijlage 3