ECLI:NL:RBDHA:2024:4793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
NL24.13208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot tijdelijke bescherming

Op 4 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In het besluit van 14 maart 2024 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de verzoeker met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij de Europese Unie binnen vier weken na 4 maart 2024 moet verlaten. Dit besluit is genomen omdat de tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 volgens de staatssecretaris van rechtswege eindigt na 4 maart 2024.

De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat bekend staat onder zaaknummer NL24.12764, en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek houdt in dat hij tijdens de behandeling van het beroep zijn tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen behoudt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk gegrond verklaard en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze procedure zich niet leent voor een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar heeft wel besloten dat de vreemdeling moet worden behandeld als een vreemdeling die (nog) onder de werking van Richtlijn 2001/55/EG valt, totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-, omdat de gemachtigde van de vreemdeling een verzoekschrift heeft ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13208

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. B. Snoeij)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In het besluit van de staatssecretaris van 14 maart 2024 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat verzoeker met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, dat hij de Europese Unie binnen vier weken ná 4 maart 2024 moet verlaten en dat hij moet terugkeren naar zijn land van herkomst. De staatssecretaris heeft dit terugkeerbesluit genomen omdat de tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 volgens de staatssecretaris van rechtswege eindigt na 4 maart 2024.
2. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer NL24.12764. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij tijdens de behandeling van het beroep zijn tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen behoudt.

Beoordeling van de voorzieningenrechter

3. Omdat het verzoek kennelijk gegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent deze procedure zich niet om een voorlopig oordeel te geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit gelet op de rechtsvragen die samenhangen met het beroep. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek toe te wijzen in die zin, dat de vreemdeling dient te worden behandeld als een vreemdeling die (nog) onder de werking van Richtlijn 2001/55/EG valt, in ieder geval totdat op het beroep is beslist.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt de vreemdeling ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet dit betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van de vreemdeling een verzoekschrift heeft ingediend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe in die zin dat de vreemdeling dient te worden behandeld als een vreemdeling die (nog) onder de werking van Richtlijn 2001/55/EG valt, in ieder geval totdat op het beroep is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot het betalen van de proceskosten € 875,- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.