ECLI:NL:RBDHA:2024:4759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
NL24.6981, NL24.6982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van een Somalische asielzoeker met vrees voor terugkeer naar Gambia

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser, een Somalische asielzoeker, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 22 juni 2021 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 22 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend. Eiser stelt dat hij vanwege zijn bekering tot de Jehova's getuigen niet kan terugkeren naar Somalië. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd en zijn kennis over Somalië is onvoldoende om zijn afkomst aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser zijn identiteit niet heeft kunnen onderbouwen, en dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.6981 (beroep) en NL24.6982 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , ook bekend als [naam] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.2
Eiser heeft op 22 juni 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
1.3
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] . Met het bestreden besluit zijn ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar aan eiser opgelegd.
1.4
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.6981) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL24.6982) te treffen.
1.5
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E.O. Tackey als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser heeft vanaf zijn derde levensjaar in Gambia verbleven en is in 2011 of 2012 naar Mali gegaan voor medische behandeling. Eiser heeft daarna asiel aangevraagd in Italië en heeft daar enkele jaren verbleven. Eiser heeft vervolgens in 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Vanwege de COVID-19 pandemie is eiser – ondanks een geaccepteerde Dublinclaim – niet tijdig overgedragen aan Italië en is hij in de nationale asielprocedure opgenomen. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn bekering tot de Jehova’s getuigen niet kan terugkeren naar Somalië.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
bekering tot het christelijk geloof, stroming Jehova’s getuigen.
Verweerder heeft de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd en heeft zich met andere persoonsgegevens ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) dan de gegevens die hij bij zijn asielaanvraag heeft opgegeven. Ook heeft eiser weinig kennis over zijn directe woonomgeving in Somalië, over het land Somalië zelf en de cultuur. Tot slot passen de door eiser gesproken talen en de gestelde etniciteit niet in het profiel van iemand die daadwerkelijk uit Somalië komt. Omdat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder de geloofwaardigheid van de bekering tot de Jehova’s getuigen niet beoordeeld. Niet duidelijk is namelijk aan welk landenbeleid de aanvraag moet worden getoetst. Het enkele vermoeden dat eiser uit Somalië of Gambia afkomstig is, is onvoldoende voor de conclusie dat voor eiser sprake is van vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] . Omdat eiser verweerder misleid [3] heeft bij de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, is de asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat verweerder ten onrechte geconcludeerd heeft dat de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd met zijn eigen Werkinstructie 2014/21 [4] gemaakt.
4.1
Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen Somalische papieren heeft en dat het niet gelukt is om een Somalisch paspoort te verkrijgen. Eiser is op zijn derde uit Somalië vertrokken en had op die tijd nog geen identificerende papieren nodig. Ook heeft eiser geen netwerk in Somalië dat hem kan helpen om aan Somalische papieren te komen. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser aliassen gebruikt. Eiser heeft zich in het BRP ingeschreven met de achternaam [achternaam vader], de naam van zijn biologische vader, terwijl [achternaam stiefvader] de achternaam van zijn stiefvader is. Ook het feit dat eiser in Italië ook onder de naam [achternaam stiefvader] geregistreerd staat, doet niet af aan de geloofwaardigheid van eisers Somalische identiteit met de achternaam [achternaam vader].
4.2
Verweerder heeft verder ten onrechte tegengeworpen dat eiser weinig kennis heeft over Somalië en zijn directe woonomgeving daar. Eiser heeft alleen zijn eerste drie levensjaren doorgebracht in Somalië. Daarna is hij met zijn moeder naar Gambia verhuisd. Ook heeft de moeder van eiser niet veel over Somalië verteld vroeger en hem alleen Gambiaans aangeleerd om discriminatie en onheuse behandeling vanwege zijn Somalische afkomst en uiterlijk te voorkomen. Eiser heeft daarnaast uitdrukkelijk verklaard dat hij tot de bevolkingsgroep Fula behoort. Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen belang gehecht aan het evidente Somalische dan wel Oost-Afrikaanse uiterlijk van eiser.
4.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen terugkeerbesluit aan eiser kunnen opleggen, gericht op vertrek naar Gambia. De Gambiaanse autoriteiten geloofden namelijk ook eerder al niet dat eiser Gambiaans is. Bij uitzetting naar Gambia zal eiser het risico lopen om naar Somalië uitgezet te worden. Omdat het terugkeerbesluit naar Gambia ten onrechte is opgelegd, mist ook het inreisverbod juridische grondslag.
4.4
Eiser heeft in de gehoren verklaard heeft dat hij zich bekeerd heeft tot de Jehova’s getuigen en uit het Algemeen Ambtsbericht voor Somalië volgt dat christenen in Somalië vervolgd worden. Gelet op het voorgaande loopt eiser bij uitzetting naar Gambia en opvolgende deportatie naar Somalië daarmee ook een risico op indirect refoulement. Vanwege dit risico heeft verweerder ten onrechte geen geloofwaardigheidsbeoordeling van eiser zijn bekering gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Identiteit, nationaliteit en herkomst
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
5.1
In dit kader heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij zijn Somalische identiteit en nationaliteit niet met (officiële) documenten heeft aangetoond. Van een sluitende en overtuigende verklaring voor het ontbreken van deze documenten is niet gebleken. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser tijdens het nader gehoor verklaard heeft dat iemand hem helpt om aan zijn Somalische paspoort te komen, terwijl in beroep wordt aangevoerd dat eiser geen netwerk meer heeft in Somalië en daarnaast nooit over deze Somalische papieren beschikt heeft, omdat eiser op zijn derde uit Somalië is weggegaan. Gelet op deze tegenstrijdigheid heeft verweerder op goede gronden kunnen tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waarom hij zijn identiteit niet met documenten heeft kunnen onderbouwen.
5.2
Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser gebruikt maakt van aliassen en dat (mede) daardoor nu officiële identificerende documenten van eiser ontbreken. Niet valt in te zien dat eiser zich in Italië en in deze asielprocedure onder de naam [eiser] heeft aangemeld, terwijl eiser in het Nederlandse BRP staat ingeschreven onder de naam [naam] . Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat niet vastgehouden kan worden aan de door eiser verstrekte gegevens over zijn identiteit, nu geen overtuigende verklaringen zijn gegeven voor het gebruik van deze aliassen. Eiser kan niet in zijn stelling gevolgd worden dat hij de naam [naam] gebruikt heeft omdat dit de familienaam van zij biologische vader betreft, nu eiser dit op geen enkele wijze met stukken of andere overtuigende argumenten aannemelijk is gemaakt. Verweerder mocht daarbij tegenwerpen dat eiser vaag en ontwijkend verklaard heeft over het gebruik van deze aliassen.
5.3
Verweerder heeft voorts ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser weinig kennis heeft over zijn woonomgeving in Somalië, het land zelf en de cultuur. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser vaag, ontwijkend en oppervlakkig verklaard heeft op de gestelde vragen over basale kennis van Somalië. De stelling dat eiser niet veel kan verklaren, omdat hij op zijn derde uit Somalië vertrokken is, maakt dit niet anders. Hierbij is van belang dat van eiser als gevolg daarvan weliswaar minder verwacht kan worden op het gebied van eigen herinneringen, maar dit laat onverlet dat het - gelet op zijn relaas -aannemelijk is dat hij met zijn moeder over hun Somalische achtergrond heeft gesproken. Gelet op dit referentiekader mag dan ook enige kennis verwacht worden, zoals bijvoorbeeld de geboorteplaats van eisers moeder, teneinde de Somalische afkomst aannemelijk te kunnen maken.
5.4
Ook heeft verweerder op basis van de door eiser gesproken talen tijdens de gehoren op goede gronden kunnen concluderen dat ook daarmee niet de Somalische herkomst van eiser aannemelijk gemaakt is. Zo blijkt uit de taalanalyse namelijk dat de door eiser gesproken talen eerder passen bij Gambia dan bij Somalië en kan hij in het gehoor desgevraagd geen enkel woord in de Somalische taal, die hij stelt met zijn moeder te hebben gesproken. Dit rijmt niet met de verklaring van eiser dat hij als kind een Somalische taal heeft geleerd en deze ook na de verhuizing in Gambia nog een tijd met haar heeft gesproken. Verweerder heeft daarbij ten slotte ook mogen betrekken dat eiser verklaard heeft dat hij tot de etnische groep van de Fula behoort, die in Gambia talrijker is vertegenwoordigd dan in Somalië.
5.5
Alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt.
Vrees bij terugkeer naar Gambia
6. In de zienswijze en in beroep heeft eiser enkel betoogd dat verweerder ten onrechte zijn identiteit, nationaliteit en herkomst uit Somalië ongeloofwaardig heeft geacht en daarbij gesteld dat eiser als gevolg hiervan – in het geval hij terug moet naar Gambia ingevolge het genomen terugkeerbesluit – door de Gambiaanse autoriteiten zal worden uitgezet naar Somalië en dat dit indirect refoulement oplevert. Nu de rechtbank hiervoor tot het oordeel is gekomen dat verweerder terecht geen geloof hecht aan zijn identiteit en de gestelde Somalische nationaliteit en herkomst, bestaat evenmin aanleiding om eiser in dit betoog te volgen. Eerst ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij ook nog vrees voor terugkeer naar Gambia heeft vanwege zijn stiefmoeder die daar woont en een vloek die over hem zou zijn uitgesproken, waarmee hij zou zijn vergiftigd. Ondanks dat dit aspect wel aan de orde is geweest in de gehoren [5] heeft eiser dit tegelijkertijd - door wisselende verklaringen en de ingenomen standpunten in deze procedure - gerelativeerd. Zo heeft hij aangegeven dat als hij ergens thuishoort dit in Gambia is en daarnaast is niet in geschil dat eiser heeft geprobeerd terug naar Gambia te gaan toen zijn asielaanvraag in Italië werd afgewezen en hij daar op straat kwam te staan. Gelet op dit samenstel van omstandigheden en het feit dat zijn vertrek uit Gambia dateert van meer dan tien jaar geleden, geeft deze stelling van eiser geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen, zoals verweerder in reactie ter zitting terecht heeft betoogd.
6.1
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen mocht verweerder Gambia als vermoedelijk land van herkomst aanmerken in het bestreden terugkeerbesluit. Ten slotte bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de psychische gesteldheid van eiser in het kader van deze procedure dan wel artikel 64 van de Vw 2000. Voor zover eiser al kampt met psychische problemen zijn deze niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Gambia en het daaraan gekoppelde inreisverbod blijven in stand.
8. Nu op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek daarom af.
9. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zoals bedoeld in paragraaf C2/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
4.
5.Zie pagina 5, 6 en 9 van het verslag nader gehoor en pagina 25, 27-29 en 30-32 van het verslag aanvullend gehoor van 10 juli 2023.