In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiser, een in Frankrijk woonachtige gepensioneerde, tegen de voorlopige jaarafrekening over zorgjaar 2020 beoordeeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) die door het Centraal Administratie Kantoor is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 4 juli 2020 pensioen ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) en dat hij op 9 oktober 2020 als verdragsgerechtigd is aangemerkt. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar, waardoor zijn status als verdragsgerechtigd in rechte vaststaat.
De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de voorlopige jaarafrekening en de inhouding van de Zvw-bijdrage. Eiser betwist zijn verdragsgerechtigdheid en verwijst naar zijn ziektekostenverzekering in Frankrijk en zijn vrijstelling van loonheffing. De rechtbank stelt vast dat op basis van de Europese Verordening (EG) 883/2004 en de Zvw, eiser recht heeft op medische zorg in zijn woonland, maar ook verplicht is om een buitenlandbijdrage te voldoen. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan ontsnappen aan deze verplichtingen en dat zijn beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak benadrukt de dwingende regels van de Europese Verordening en de Zvw, die van toepassing zijn op in het buitenland wonende gepensioneerden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Centraal Administratie Kantoor.