ECLI:NL:RBDHA:2024:4741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
22/278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de voorlopige jaarafrekening Zorgverzekeringswet voor een in Frankrijk woonachtige gepensioneerde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiser, een in Frankrijk woonachtige gepensioneerde, tegen de voorlopige jaarafrekening over zorgjaar 2020 beoordeeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) die door het Centraal Administratie Kantoor is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 4 juli 2020 pensioen ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) en dat hij op 9 oktober 2020 als verdragsgerechtigd is aangemerkt. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar, waardoor zijn status als verdragsgerechtigd in rechte vaststaat.

De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de voorlopige jaarafrekening en de inhouding van de Zvw-bijdrage. Eiser betwist zijn verdragsgerechtigdheid en verwijst naar zijn ziektekostenverzekering in Frankrijk en zijn vrijstelling van loonheffing. De rechtbank stelt vast dat op basis van de Europese Verordening (EG) 883/2004 en de Zvw, eiser recht heeft op medische zorg in zijn woonland, maar ook verplicht is om een buitenlandbijdrage te voldoen. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan ontsnappen aan deze verplichtingen en dat zijn beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak benadrukt de dwingende regels van de Europese Verordening en de Zvw, die van toepassing zijn op in het buitenland wonende gepensioneerden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Centraal Administratie Kantoor.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/278

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Frankrijk), eiser

en

het Centraal Administratie Kantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de voorlopige jaarafrekening over zorgjaar 2020 waarin de voorlopige bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) (de buitenlandbijdrage) van eiser is vastgesteld.
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 december 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont in Frankrijk en ontvangt pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) sinds 4 juli 2020. Op 9 oktober 2020 heeft verweerder eiser met ingang van 4 juli 2020 aangemerkt als verdragsgerechtigd. Bovendien heeft verweerder dit met het besluit van 9 oktober 2020 reeds aan eiser laten weten. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar waarbij verweerder bij zijn standpunt bleef. Dat betekent dat in rechte is komen vast te staan dat eiser verdragsgerechtigd is.
3. In het besluit van 27 juli 2021 heeft verweerder vervolgens de verschuldigde buitenlandbijdrage voorlopig vastgesteld. Met het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de voorlopige jaarafrekening over zorgjaar 2020 van verweerder. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser bestrijdt dat hij verdragsgerechtigd is. Hij heeft vanuit de Franse overheid al een ziektekostenverzekering bij Caisse Primaire d’Assurance Maladie de Herault (CPAM) en deze levert een volledige dekking. Hij ontving in 2020 een lijfrente uitkering van Allianz maar die is inmiddels beëindigd. Verder wijst hij erop dat hij vrijstelling heeft van de Belastingdienst voor de inhouding van de loonheffing om dubbele belastingheffing te voorkomen. Tot slot merkt eiser op dat hij de jaarafrekening van verweerder niet kan betalen.
Wat oordeelt de rechtbank
6. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de voorlopige jaarafrekening van verweerder over zorgjaar 2020 en de inhouding van de Zvw-bijdrage gaat het om de beantwoording van de vraag of eiser verdragsgerechtigde is.
6.1.
Op de situatie van eiser zijn de Europese Verordening (EG) 883/2004 (de Verordening), de Zvw en de Regeling zorgverzekering van toepassing.
6.2.
Ingevolge artikel 24 van de Verordening heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.
6.3.
Ingevolge artikel 30 van de Verordening mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.
6.4.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een buitenlandbijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling Zorgverzekering.
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is tussen partijen dat eiser in Frankrijk woont en sinds 4 juli 2020 pensioen op grond van de AOW uit Nederland ontvangt. Uit artikel 24 van de Verordening volgt dan dat eiser verdragsgerechtigd is zoals bedoeld in de Verordening.
7.1.
Op grond van artikel 69, tweede lid, van de Zvw is verweerder daarom verplicht aan eiser een buitenlandbijdrage in rekening te brengen. Over deze regels heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 14 oktober 2010 (zaak C-345/09) overwogen dat de bepalingen van Verordening 1408/71 (thans vervangen door de Verordening) die betrekking hebben op de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling, een volledig stelsel van conflictregels vormen, welke conflictregels dwingend gelden voor de lidstaten. Het is daardoor uitgesloten dat de sociaal verzekerden op wie die regels van toepassing zijn, de gevolgen ervan teniet kunnen doen doordat zij ervoor zouden kunnen kiezen zich eraan te onttrekken. Ook eiser kan zich niet onttrekken aan deze dwingende regels. Daarom is hij verplicht om over zorgjaar 2020 de buitenlandbijdrage te voldoen, zoals voorlopig vastgesteld door verweerder.
8. Het overige dat eiser heeft betoogd in zijn beroepsschrift kan niet tot een andere conclusie leiden. Het beroep slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.