ECLI:NL:RBDHA:2024:4738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
22/2572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verdragsgerechtigdheid op grond van de Zorgverzekeringswet voor een in Frankrijk wonende AOW-gerechtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een in Frankrijk wonende AOW-gerechtigde, tegen het besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) beoordeeld. Eiseres ontving sinds 26 april 2018 pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en stelde dat zij recht had op zorg in haar woonland, Frankrijk, zonder inhoudingen op haar AOW. Het CAK had eerder vastgesteld dat eiseres verdragsgerechtigd was, maar dit werd door eiseres betwist.

De rechtbank oordeelt dat eiseres op basis van de Europese Verordening (EG) 883/2004 en de Zorgverzekeringswet (Zvw) recht heeft op medische zorg in haar woonland, ten laste van Nederland, omdat zij geen persoonlijk recht op zorg in Frankrijk heeft. De rechtbank concludeert dat de beslissing van het CAK om eiseres als verdragsgerechtigd te beschouwen, rechtmatig is. Eiseres kan zich niet onttrekken aan deze regeling, en de zorgverzekering die zij ontvangt is beperkt tot een basisverzekering. Voor aanvullende zorg moet zij zich wenden tot haar zorgverzekeraar in Frankrijk.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2572

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Frankrijk), eiseres

en

het Centraal Administratie Kantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit dat eiseres verdragsgerechtigd is op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont in Frankrijk. Sinds 26 april 2018 ontvangt zij pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) van de Sociale Verzekeringsbank. Door een verkeerd ingevuld formulier door het Caisse Primaire d’Assurance Maladie de la Côte d’Or (CPAM), ging verweerder ervan uit dat er sprake was van prevalerend recht en dat eiseres verzekerd is in Frankrijk met een eigen inkomen. Op 11 oktober 2021 heeft het CPAM dit gecorrigeerd (middels een S072 formulier).
2.1.
Op 11 oktober heeft verweerder vastgesteld dat eiseres verdragsgerechtigd is per 26 april 2018. Het daartegen gerichte bezwaar van eiseres heeft verweerder ongegrond verklaard in het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit dat eiseres verdragsgerechtigd op grond van de Zvw is vanaf 26 april 2018. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres betoogt dat zij sinds 31 oktober 2006 een zorgverzekering heeft in haar woonland (Frankrijk) bij het CPAM, zij was toen meeverzekerd met haar echtgenoot. Zij verwijst in dat kader naar een briefwisseling tussen haar zorgverzekeraar en haar maatschappelijk werkster. Omdat zij al verzekerd is in Frankrijk, verzoekt zij om teruggave van de inhoudingen op haar AOW.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. Op de situatie van eiseres zijn de Europese Verordening (EG) 883/2004 (de Verordening), de Zvw en de Regeling zorgverzekering van toepassing.
5.1.
Ingevolge artikel 24 van de Verordening heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.
5.2.
Ingevolge artikel 30 van de Verordening mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.
5.3.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een buitenlandbijdrage verschuldigd. De wijze waarop die bijdrage wordt berekend, is neergelegd in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4 van de Regeling Zorgverzekering.
6. Niet in geschil is dat eiseres in Frankrijk woont en een AOW-pensioen uit Nederland ontvangt. Op 18 oktober 2021 heeft het CPAM het recht op zorg ten laste van Nederland bevestigd middels het S073 formulier. Zij is dan ook niet verzekerd in Frankrijk op basis van een persoonlijk recht, maar op basis van het verdragsrecht. Dit heeft het CPAM nog eens bevestigd in een e-mail van 2 maart 2022 aan eiseres in reactie op de vraag van de sociaal werkster van eiseres. Dit betekent dat eiseres op grond van artikel 24 van de Verordening verdragsgerechtigd is. Dit is dwingend recht en eiseres kan zich hieraan dan ook niet onttrekken. Dit betekent dat aan eiseres zorg wordt verleend in haar woonland ten laste van Nederland. Overigens biedt de zorgverzekering ten laste van Nederland slechts een basisverzekering. Voor een aanvullende verzekering dient eiseres zich tot de ziektekostenverzekeraar in haar woonland te wenden.
7. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.