ECLI:NL:RBDHA:2024:4735
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv
Op 2 april 2024 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige raadkamer in strafzaken, uitspraak gedaan op het verzoek van de verzoeker, die eerder was vrijgesproken van de verdenking van seksueel uitbuiten en aanzetten tot bedelarij van zijn dochter. De verzoeker had op 28 september 2022 een verzoekschrift ingediend om vergoeding van de kosten van zijn raadsman, die hij had gemaakt in verband met de strafzaak en het indienen van het verzoekschrift ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft het verzoek op 19 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de officier van justitie, mr. S. van Dongen, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft het verzoek tot vergoeding van € 680,00 voor de behandeling van het verzoekschrift toegewezen, maar stelde dat € 12.000,00 van de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat dit deel van de facturen nog niet was voldaan. De rechtbank oordeelde echter dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de verzoeker het totale bedrag van € 20.342,50 toe te kennen, bestaande uit € 19.662,50 voor de kosten van de raadsman in de strafzaak en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoek. De rechtbank oordeelde dat de kosten redelijk waren en voldoende gespecificeerd, en dat het feit dat een deel van de kosten nog niet was betaald geen reden was om het verzoek af te wijzen.
De beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier, en de voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen, waarbij het bedrag van € 20.342,50 ten laste van de Staat der Nederlanden aan de verzoeker moet worden betaald.