ECLI:NL:RBDHA:2024:4670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
C/09/649337 / FA RK 23-4353 en C/09/658191 / JE RK 23-2425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag en verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beschikking betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en om de gecertificeerde instelling tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag afgewezen, omdat niet aan de gronden voor gezagsbeëindiging was voldaan. De rechtbank oordeelde dat het beëindigen van het ouderlijk gezag een ingrijpende maatregel is en dat het in het belang van de minderjarige en de ouders niet wenselijk is om dit verzoek aan te houden, gezien de aanstaande veranderingen in de situatie van de minderjarige.

Daarnaast heeft de rechtbank de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor deze verlenging nog steeds aanwezig zijn, gezien de complexe situatie van de ouders en de opvoedbehoeften van de minderjarige. De ouders zijn bezig met hun herstel en ontwikkeling, maar de rechtbank achtte het noodzakelijk dat de minderjarige voorlopig in een veilige omgeving blijft, totdat er meer duidelijkheid is over zijn toekomst.

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 december 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De ouders hebben ingestemd met de verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen, maar verzetten zich tegen de beëindiging van het gezag. De rechtbank benadrukte het belang van onbelast contact tussen de minderjarige en zijn ouders, en dat er gewerkt moet worden aan een stabiele situatie voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/649337 / FA RK 23-4353 en C/09/658191 / JE RK 23-2425
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
I. Afwijzing verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag
II. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
’sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens, gevestigd te ’s-Gravenhage,
[stiefoma],
hierna te noemen: de stiefoma,
wonende in [woonplaats] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 1 december 2023 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 3 april 2024. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (C/09/658191 / JE RK 23-2425) voor het overige alsmede het verzoek tot het beëindiging van het gezag van de moeder (C/09/649337 / FA RK 23-4353) aangehouden tot een nader te bepalen zitting bij de meervoudige kamer, gelegen vóór 3 april 2024.
1.2.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 1 december 2023;
  • de schriftelijke update met bijlage van de gecertificeerde instelling van 27 februari 2024;
  • het bericht van de Raad van 4 maart 2024;
- de briefrapportage van de Raad van 11 maart 2024;
- de brief van de moeder met bijlagen (producties 3 t/m 5) van 11 maart 2024.
1.3.
Op 12 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] , vertegenwoordiger van de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] , vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader.
De stiefoma is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de stiefoma wel juist is opgeroepen.

2.Het verzoek

2.1.
De Raad verzoekt het primaire verzoek tot het beëindigen van het gezag van de moeder over [minderjarige] en het benoemen van de gecertificeerde instelling tot voogdes aan te houden voor de duur van negen maanden en - zo begrijpt de rechtbank - bijgevolg om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de aangehouden duur van acht maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De Raad heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. Uit recent onderzoek is gebleken dat [minderjarige] niet kan opgroeien bij de stiefoma. Dat heeft enerzijds te maken met de kind eigen problematiek van [minderjarige] en anderzijds met de ingewikkelde familieverhoudingen die het lastig maken voor [minderjarige] om onbelast contact te hebben met alle personen die hem dierbaar zijn. De Raad vindt het verdrietig dat [minderjarige] wederom te maken zal krijgen met een verandering, nu er een andere plek voor hem gevonden moet worden. Op dit moment is er nog geen beschikbare plek gevonden. Het is dan ook onduidelijk waar het perspectief van [minderjarige] precies ligt. Volgens de Raad is wel duidelijk dat het perspectief niet bij de ouders ligt, in ieder geval niet voor een volledige terugplaatsing. Dat heeft te maken met de eigen problematiek van de ouders en de bovengemiddelde opvoedbehoeften van [minderjarige] . De Raad ziet wel dat de ouders hard aan het werk zijn om grip te krijgen op hun problematiek. De ouders staan beter in contact met de nieuwe jeugdbeschermer, tonen inzicht in hun problematiek, accepteren de hulpverlening vanuit Fivoor, staan onder bewind en geven aan clean te zijn. De ouders zijn op de goede weg, maar deze ontwikkeling is pas pril zeker gelet op hun zeer belaste verleden. Ondanks het feit dat het perspectief van [minderjarige] volgens de Raad niet meer bij de ouders ligt, neemt dat niet weg dat zij altijd een rol moeten blijven spelen in het leven van [minderjarige] . De ouders hebben op dit moment om de week onbegeleide omgang met [minderjarige] . De omgangsmomenten verlopen goed en het is dan ook de bedoeling dat er op termijn een uitbreiding van de omgang plaatsvindt. Daarbij acht de gecertificeerde instelling een nacht per week logeren als hoogst haalbare doel. Met de recente ontwikkelingen en de nog te verwachten veranderingen meent de Raad dat een gezagsbeëindiging nu niet voor duidelijkheid bij [minderjarige] gaat zorgen. Er zal eerst een stabiele situatie gecreëerd moeten worden voordat beoordeeld kan worden of het beëindigen van het gezag van de moeder noodzakelijk is. De Raad verzoekt de rechtbank dan ook om het verzoek tot gezagsbeëindiging aan te houden voor de duur van negen maanden. Daarbij maakt de Raad ter zitting wel de kanttekening dat het mogelijk is dat er over negen maanden nog steeds onvoldoende duidelijkheid is over het perspectief van [minderjarige] . Gelet op de zorgen die er nog steeds zijn, verzoekt de Raad om de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de aangehouden duur van acht maanden.

3.De standpunten

3.1.
De gecertificeerde instelling meent dat het al langere tijd duidelijk is dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de ouders ligt. Het is belangrijk dat er voor [minderjarige] duidelijkheid komt over waar zijn perspectief dan wel ligt. Volgens de gecertificeerde instelling ligt zijn perspectief ook niet bij de stiefoma, maar binnen een professionele opvoedsetting. Dat heeft twee redenen. [minderjarige] heeft een belast verleden en heeft daardoor een bovengemiddelde opvoedbehoefte. Gezien wordt dat de stiefoma – gelet op haar werk en leeftijd – [minderjarige] onvoldoende kan bieden wat hij nodig heeft. Daarnaast is het belangrijk voor [minderjarige] dat hij onbelast contact kan hebben met de ouders en andere belangrijke personen uit zijn netwerk. Door de complexe onderlinge verhoudingen binnen het netwerk wordt dit echter bemoeilijkt. Het lukt de stiefoma onvoldoende om [minderjarige] te stimuleren in het contact met de ouders, wat ook moeilijkheden veroorzaakt in de uitbreiding van het contact met de ouders. De gecertificeerde instelling is daarom op zoek naar een andere, neutrale plek voor [minderjarige] waar hij onbelast contact kan hebben met de voor hem belangrijke personen. [minderjarige] is aangemeld voor een gezinshuis van Jeugdformaat, maar er is op dit moment nog geen zicht op een plek. Het is in ieder geval belangrijk dat [minderjarige] , de ouders en de stiefoma meegenomen worden bij de plaatsing in een gezinshuis en dat de plaatsing stapsgewijs plaatsvindt. De gecertificeerde instelling heeft verder naar voren gebracht dat er op 21 december 2023 met de ouders is gesproken over de omgang. De eerste omgangsmomenten vonden plaats bij Jeugdformaat en werden begeleid door de pleegzorgwerker. Vanaf januari 2024 is de omgang verplaatst naar de ouders thuis, wederom onder begeleiding. De omgang thuis is goed verlopen en daarom is besloten dat de bezoeken niet volledig meer begeleid hoeven te worden. De omgang is nu om de week. De gecertificeerde instelling gaat aan de slag met een opbouwschema, waarbij het streven is om toe te werken naar een overnachting bij de ouders. Daartoe zal eerst de huidige omgangsregeling in duur en frequentie worden uitgebreid. Ongeacht of het gezag van de moeder wordt beëindigd, ziet de gecertificeerde instelling dus een grote en positieve rol weggelegd voor de ouders. De gecertificeerde instelling geeft aan dat de samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer op dit moment goed verloopt. De gecertificeerde instelling ziet dat de ouders het beste willen voor [minderjarige] en dat zij zelfinzicht hebben ten aanzien van hun eigen problematiek. De ouders staan op dit moment onder behandeling bij Fivoor. De gecertificeerde instelling zou graag meer inzicht willen in deze hulpverlening. Het is positief dat de ouders daar toestemming voor hebben gegeven en ook zelf actief willen meewerken om de informatie vanuit Fivoor eerder te krijgen. De gecertificeerde instelling zou het verder passend vinden als de ouders een traumatraining bij Jeugdformaat volgen, zodat zij meer inzicht krijgen in de problematiek van [minderjarige] . Gelet op het bovenstaande meent de gecertificeerde instelling dat aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan, nu duidelijk is dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de ouders ligt. Mocht de rechtbank besluiten om het verzoek tot gezagsbeëindiging af te wijzen, dan meent de gecertificeerde instelling dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moeten worden zodat de juiste hulp voor [minderjarige] ingezet kan blijven worden. Daarnaast blijft de gecertificeerde instelling ook dan van mening dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de ouders ligt, maar binnen een professionele opvoedsetting. De gecertificeerde instelling heeft ten slotte aangegeven dat zodra er een plek voor [minderjarige] is gevonden in een gezinshuis, een verzoek met betrekking tot een machtiging tot uithuisplaatsing in een andere categorie dan de huidige categorie zal worden gedaan.
3.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de aanhouding van het verzoek tot gezagsbeëindiging en de vader heeft aangegeven achter het verweer van moeder te staan. Daartoe is aangevoerd dat op dit moment niet aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan. De Raad heeft dat ook zelf ter zitting naar voren gebracht. Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een uiterst ingrijpend en verstrekkend middel, zeker voor deze ouders die al een zoon zijn verloren. De ouders werken hard aan zichzelf om een stabiel leven te krijgen en ook voor [minderjarige] zullen er de komende tijd nog veranderingen gaan komen. Er is op dit moment geen reden om het verzoek tot gezagsbeëindiging aan te houden en de ouders verzoeken dan ook dit verzoek af te wijzen. De ouders voeren geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders begrijpen dat hun positieve ontwikkeling pril is en dat zij nog veel stappen moeten zetten. De ouders staan onder behandeling bij Fivoor. Daar krijgen zij behandeling voor hun verslavingsproblematiek en volgen zij EMDR voor hun trauma’s. De ouders zijn verder al enige tijd clean. De vader heeft de afgelopen periode wel een terugval gehad, maar dat was gelet op de traumabehandeling te verwachten. De ouders staan verder onder bewindvoering en zitten in de schuldsanering. De ouders begrijpen dat hun situatie nog onvoldoende stabiel is en dat het perspectief van [minderjarige] op dit moment niet bij hen ligt. Nu duidelijk is geworden dat [minderjarige] niet kan opgroeien bij de stiefoma, menen de ouders wel dat er onderzocht moet worden of zij op termijn weer voor [minderjarige] kunnen zorgen. Daarbij staan de ouders open voor hulpverlening of opvoedondersteuning in de thuissituatie. De ouders willen in ieder geval een grotere rol spelen in het leven van [minderjarige] . Zij hebben op dit moment om de week omgang met [minderjarige] voor twee uur. Dit is volgens de ouders te beperkt. Zij zagen [minderjarige] eerst bijna dagelijks, maar dat is door het overlijden van de grootmoeder vaderszijde gestopt. [minderjarige] geniet van de omgang met de ouders, zoals ook blijkt uit de overgelegde producties. De ouders menen dan ook dat er met voortvarendheid gekeken moet worden naar een uitbreiding van de omgang. De ouders staan ervoor open om daarover in gesprek te gaan met de gecertificeerde instelling en de stiefoma. Zij staan open voor samenwerking en zijn betrokken. De ouders stemmen in met een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen. Zij kunnen ook achter een eventuele overplaatsing van [minderjarige] staan, mits dit in zijn belang wordt geacht.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt allereerst dat niet is gesteld noch is gebleken dat aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan. De Raad heeft naar voren gebracht dat recent is gebleken dat [minderjarige] niet bij de stiefoma kan opgroeien. De gecertificeerde instelling meent dat een overplaatsing naar een gezinshuis op termijn de meest passende optie is voor [minderjarige] . Daarnaast wordt ook gezien dat de ouders een positieve ontwikkeling doormaken en hard aan het werk zijn om een stabiel leven te creëren. Zowel de Raad als de gecertificeerde instelling meent dat dit niet betekent dat het perspectief van [minderjarige] op termijn weer bij de ouders ligt, maar dat wel gekeken moet worden of een uitbreiding van de omgang tot de mogelijkheden behoort. Gelet op het feit dat er nog veel onduidelijkheid is en er de komende periode waarschijnlijk een verandering zal optreden in de verblijfplaats van [minderjarige] , verzoekt de Raad het verzoek aan te houden voor de periode van negen maanden en over negen maanden te kijken of er al meer duidelijkheid is over het perspectief van [minderjarige] . De rechtbank ziet echter onvoldoende aanleiding om het verzoek aan te houden. Het beëindigen van het ouderlijk gezag is – zoals aangevoerd door de ouders – een ingrijpend en verstrekkend middel. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige] en de ouders dat dit verzoek nog boven de markt blijft hangen, zeker gelet op de aanstaande veranderingen voor [minderjarige] . Daarnaast is het nog maar de vraag of er over negen maanden al meer duidelijkheid is over het perspectief van [minderjarige] . De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding dan ook af. Nu niet aan de gronden voor een gezagsbeëindiging is voldaan, zal het verzoek daartoe worden afgewezen.
4.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
4.3.
De rechtbank overweegt dat de gronden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, zoals beschreven in de beschikking van 1 december 2023, nog altijd aanwezig zijn. [minderjarige] heeft al veel meegemaakt in zijn jonge leven en is al geruime tijd uithuisgeplaatst in het netwerk. Door de eigen problematiek van de ouders waren zij niet in staat om [minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden. De rechtbank vindt het positief dat de ouders hard aan het werk zijn om grip te krijgen op hun eigen problematiek. De rechtbank begrijpt dat de ouders onder behandeling staan bij Fivoor, onder bewind staan en in de schuldsanering zitten. De positieve ontwikkeling is echter pril en de ouders hebben – zoals zij zelf ook erkennen – nog veel stappen te zetten. Over [minderjarige] zijn er ook nog altijd zorgen. Door zijn belaste verleden heeft [minderjarige] een bovengemiddelde opvoedbehoefte en vraagt hij veel van zijn opvoeder(s). [minderjarige] verblijft sinds augustus 2022 bij de stiefoma, maar er is twijfel ontstaan over de vraag of de stiefoma hem de zorg kan bieden die hij nodig heeft. De komende tijd zal verder onderzocht moeten worden op welke perspectief biedende plek [minderjarige] kan opgroeien en welke rol stiefoma daarbij kan spelen. Ook moet er gekeken worden of de ouders – op termijn – een grotere rol kunnen spelen in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Ondanks de complexe onderlinge verhoudingen in het netwerk, dienen alle betrokkenen goed te beseffen dat [minderjarige] de ruimte moet krijgen om onbelast contact te hebben met alle belangrijke steunfiguren om hem heen. Daar moeten alle betrokkenen dan ook in het belang van [minderjarige] naar handelen.
4.4.
De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling bij beschikking van 1 december 2023 de opdracht gegeven om de omgang tussen de ouders en [minderjarige] zo snel mogelijk te hervatten. De rechtbank vindt het positief dat de gecertificeerde instelling hiermee aan de slag is gegaan. De ouders en [minderjarige] hebben op dit moment om de week twee uur onbegeleide omgang. De omgangsmomenten verlopen goed en [minderjarige] geniet zichtbaar van de omgang met de ouders. Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat het de bedoeling is om de omgang in duur en frequentie uit te breiden. De rechtbank benadrukt dat hier met voortvarendheid naar gekeken moet worden. Daarbij dient een uitbreiding natuurlijk wel in het belang van [minderjarige] wenselijk te zijn en zijn de belangen van [minderjarige] leidend. In dat licht bezien zou het helpend kunnen zijn als de gecertificeerde instelling inzicht heeft in het behandeltraject van de ouders bij Fivoor. De ouders hebben ter zitting toegezegd om stukken van Fivoor over het verloop van de behandeling te delen met de gecertificeerde instelling. De rechtbank zal de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, waartegen geen verweer is gevoerd, verlengen voor de aangehouden duur van acht maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
Inzake C/09/658191 / JE RK 23-2425
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 december 2024;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 december 2024;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Inzake C/09/649337 / FA RK 23-4353
5.4.
wijst het verzoek tot gezagsbeëindiging af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 door mr. B. Martinez-Hammer, mr. E.J. Stalenberg en mr. C.L. Strop, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 22 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.