ECLI:NL:RBDHA:2024:4664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
C/09/658459 / FA RK 23-9178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake eenhoofdig gezag over minderjarige met Poolse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 een beschikking gegeven in een geschil over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2017, van wie de ouders de Poolse nationaliteit bezitten. De moeder heeft verzocht om te verklaren dat zij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige is belast. De vader heeft verweer gevoerd, maar heeft erkend dat het Nederlands recht van toepassing is en dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat, aangezien de ouders niet met elkaar zijn gehuwd en er geen gezamenlijk gezag is aangevraagd, de moeder van rechtswege alleen belast is met het gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en verklaard dat zij alleen met het gezag is belast, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek om aantekening in het gezagsregister is afgewezen, omdat daar geen belang bij is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9178
Zaaknummer: C/09/658459
Datum beschikking: 9 februari 2024

Verklaring voor recht

Beschikking op het op 15 december 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente] ,
advocaat: mr. T. Kahya-Ekinci te Delft.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G. Alkilic te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Op 26 januari 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld door de tolk B. Karpinska;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door de tolk A. Opat.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • Van [minderjarige] komt geen registerkaart voor in het gezagsregister.
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder.
  • De moeder, de vader en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • primair: te verklaren voor recht dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] is belast, met opdracht aan de griffie om hiervan aantekening te maken in het gezagsregister;
  • subsidiair: toestemming te verlenen aan de moeder die de toestemming van de vader vervangt, voor het aanvragen van een Pools identiteitsdocument en om met uitsluiting van de vader zelfstandige beslissingen te nemen omtrent gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] en tevens om met [minderjarige] te kunnen reizen naar het buitenland totdat [minderjarige] 18 jaar is;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht
Door de omstandigheden dat de moeder, de vader en [minderjarige] de Poolse nationaliteit bezitten, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
Het verzoek betreft een geschil inzake de totstandkoming van de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van de Verordening Brussel II-ter. Ingevolge artikel 7 Brussel II-ter zijn de gerechten van de EU-lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, bevoegd te oordelen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek van de moeder.
Standpunt moeder
De moeder verzoekt om voor recht te verklaren dat zij is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Omdat [minderjarige] uitsluitend de Poolse nationaliteit heeft, moet de moeder voor haar reisdocument een aanvraag doen bij de Poolse instanties. Omdat naar Pools recht beide ouders met het gezag zijn belast vanwege de erkenning door de vader en de vader geen deel uitmaakt van het leven van [minderjarige] , levert dit problemen op. De Poolse instanties zijn van mening dat Pools recht van toepassing is als gevolg van de erkenning. De Poolse instanties vereisen daarom voor het aanvragen van een reisdocument ook toestemming van de vader. De moeder stelt dat het feit dat de vader [minderjarige] heeft erkend niet maakt dat sprake is van gezamenlijk gezag, nu uit het gezagsregister niet blijkt dat de ouders gezamenlijk gezag hebben en de ouders zijn niet getrouwd geweest. Er is geen contact tussen de vader en [minderjarige] . Op korte termijn zal de moeder een identiteitsdocument voor [minderjarige] moeten aanvragen. Zij vreest dat de vader geen medewerking zal verlenen. Volgens de moeder is zij belast met het eenhoofdig gezag en behoeft zij geen toestemming van de vader.
Standpunt vader
De advocaat van de vader heeft op de zitting aangegeven dat het klopt dat het Nederlands recht van toepassing is en dat de moeder het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft. De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij betrokken wil zijn bij het leven van [minderjarige] en dat hij bereid is om overal zijn medewerking aan te verlenen en de benodigde formulieren voor de Poolse instanties te tekenen. Wat dat betreft is volgens de vader een beschikking met een verklaring voor recht over het eenhoofdig gezag niet nodig. De vader heeft ook aangegeven een procedure te starten over het contactherstel met [minderjarige] .
Toepasselijk recht
Voor de beantwoording van de vraag naar het bestaan van een gezagsverhouding tussen de vader en [minderjarige] moet er gekeken worden naar het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (HKBV 1996). Zowel Polen als Nederland zijn lidstaat bij dit Verdrag.
Artikel 16 lid 1 van het HKBV 1996 bepaalt dat het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Gelet hierop is voor het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid (waaronder het gezag) het Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
Het Nederlands recht betreffende het gezag van de ouders anders dan na scheiding is geregeld in boek 1, titel 14, afdeling 2, paragraaf 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het bepaalde in artikel 1:253b BW is de moeder van rechtswege alleen belast met het gezag over [minderjarige] , omdat de moeder en de vader niet met elkaar gehuwd zijn dan wel gehuwd zijn geweest en zij geen gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben aangevraagd.
De rechtbank acht de intentie van de vader om meer betrokken te willen zijn bij [minderjarige] en gezagsbeslissingen over haar positief. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om de door de moeder gevraagde verklaring voor recht niet af te geven. Op grond van het bovenstaande heeft de moeder het eenhoofdig gezag en zij heeft er belang bij dat dat in deze beschikking wordt vastgesteld. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de moeder om voor recht te verklaren dat zij alleen met het gezag over [minderjarige] is belast, toewijzen.
De rechtbank overweegt dat – nu de ouders niet met elkaar gehuwd zijn (geweest) – voor het ontstaan van gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een aantekening in het gezagsregister zou zijn vereist. Bij gebreke daarvan staat dus vast dat de moeder eenhoofdig gezag heeft. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de moeder met betrekking tot de opdracht aan de griffie om aantekening te maken in het gezagsregister van het eenhoofdig gezag, bij gebrek aan belang afwijzen.

BeslissingDe rechtbank:

verklaart voor recht dat de moeder op grond van artikel 1:253b BW van rechtswege alleen belast is met het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2024.