In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 een beschikking gegeven in een geschil over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2017, van wie de ouders de Poolse nationaliteit bezitten. De moeder heeft verzocht om te verklaren dat zij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige is belast. De vader heeft verweer gevoerd, maar heeft erkend dat het Nederlands recht van toepassing is en dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat, aangezien de ouders niet met elkaar zijn gehuwd en er geen gezamenlijk gezag is aangevraagd, de moeder van rechtswege alleen belast is met het gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en verklaard dat zij alleen met het gezag is belast, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek om aantekening in het gezagsregister is afgewezen, omdat daar geen belang bij is.