In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een voorlopige voorziening gevraagd na de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag, die op 10 maart 2023 door verweerder als kennelijk ongegrond was bestempeld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de zaak met zaaknummer NL23.7465, waarin het beroep van verzoeker is behandeld. Aangezien de uitkomst van dat beroep de noodzaak voor een voorlopige voorziening heeft weggenomen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en zijn toegekend voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.