ECLI:NL:RBDHA:2024:4648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/14777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien verweerder de wettelijke beslistermijn van twaalf weken niet had nageleefd en eiseres tijdig in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/14777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee)
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3] Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft op 17 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Verweerder moet in beginsel uiterlijk binnen twaalf weken een beslissing op bezwaar nemen. [4] Verweerder heeft deze termijn niet verlengd. Eiseres heeft verweerder op 15 augustus 2023 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [5] In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen. [6]
5. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
7. Eiseres heeft de rechtbank niet verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.
griffier rechter
(De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Op grond van artikel 7:10 van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.