11.2.Eiser stelt verder dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemotiveerd wat volgens hem meer en anders is verklaard in de zienswijze en schriftelijke verklaringen. Eiser zegt dat hij is gegroeid in zijn geloof door de gebeurtenissen waarover hij heeft verklaard en waarin hij de hand van God zag. Door geloofsgroei kan hij zijn verkrachter vergeven. Ten onrechte is volgens hem tegengeworpen dat hij hierover specifieker had moeten verklaren, nu hiernaar niet is gevraagd tijdens het gehoor. Eveneens ten onrechte is tegengeworpen dat hij niet heeft toegelicht waarom de naastenliefde van christenen in verband staat met (de groei van) zijn geloof. Eiser stelt dat het rapport van Stichting Gave in dit verband als deskundigenrapport en objectieve bron is overgelegd. Daarnaast is ten onrechte voorbijgegaan aan het nieuwe element dat hij een zondaar is. De geloofsverdieping bij eiser is vooral te vinden in het gegroeide besef dat hij zelf ook veel verkeerd heeft gedaan. De gehoorambtenaar had eiser meer moeten vragen over het zondebesef en over het belang hiervan voor zijn doorgaande geloofsontwikkeling en geloofsleven.
Eiser voert aan dat hij door toegenomen kennis is gaan evangeliseren en hij vindt dat hij voldoende inzicht heeft verschaft in waarom het evangeliseren belangrijk voor hem is. Daarbij benadrukt eiser dat hij moeite heeft om zijn diepere gevoelens onder woorden te brengen. Eiser heeft verder eenduidig verklaard over zijn persoonlijke veranderingen door de evangelisatie op sociale media. De brieven van dr. Van Keulen en ds. De Paauw die ook ingaan op zijn activiteiten zijn ten onrechte niet (kenbaar) betrokken bij de beoordeling.
Niet inzichtelijk is hoe de geloofwaardig geachte kennis meeweegt als mogelijke compensatie voor ontoereikende verklaringen.
12. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiser in de verschillende schriftelijke stukken uitgebreider (dus in elk geval in zoverre ook anders) verklaart dan tijdens het gehoor opvolgende aanvraag. Eiser erkent dit ook door te stellen dat hij zijn gedachten en gevoelens op schrift beter weet te verwoorden. Verweerder heeft dit opmerkelijk kunnen vinden omdat, zoals ook volgt uit de WI 2022/3 en aan eiser is uitgelegd, van een vreemdeling verwacht wordt dat hij zijn asielmotief mondeling toelicht om zo diens authentieke verhaal te kunnen vernemen. De enkele verklaring van een vreemdeling dat hij zijn gedachten en gevoelens niet goed mondeling kan uiten is niet voldoende om daarvan af te wijken.
13. Verweerder stelt verder terecht dat eiser in zijn verklaringen algemeen blijft doordat hij niet uitlegt hoe de door hem genoemde gebeurtenissen en ervaringen zouden hebben bijgedragen aan de gestelde geloofsgroei. De enkele verklaring en stelling dat deze gebeurtenissen hiervoor (mede) verantwoordelijk zijn geweest, als ook de verwijzing in dit verband naar algemene informatie uit het rapport van Stichting Gave, laten onverlet dat van eiser wordt verwacht dat hij inzichtelijk maakt hoe ervaringen hem persoonlijk hebben veranderd. Dat geldt ook voor eisers verklaring dat hij zijn verkrachter inmiddels kan vergeven. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij een dergelijke ingrijpende verandering – uit eigen beweging – toelicht.
Eveneens terecht heeft verweerder er in het voornemen op gewezen dat eiser stelt dat hij tot het inzicht is gekomen dat hij een zondaar was, maar desgevraagd tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet heeft kunnen uitleggen hoe hij op dat specifieke punt is gegroeid ten opzichte van het verleden.
14. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser heeft volstaan met algemene verklaringen over waarom evangelisatie voor hem van belang is. De verklaring van eiser dat dit een opdracht is vanuit zijn geloof, noch zijn verklaring dat hij de heilige geest wil ontvangen geven voldoende inzicht in waarom het voor hem persoonlijk belangrijk is om te evangeliseren. Verweerder heeft ook kunnen overwegen dat eiser geen inzicht biedt in waarom het voor hem belangrijk is het evangelie op sociale media te verspreiden. In dit verband heeft eiser verklaard dat het voor hem belangrijk is om zich te uiten op sociale media omdat het diep uit zijn hart komt, dat zijn familie, vrienden en de Iraanse maatschappij problemen hebben en dat religie verspreiden hen hoop geeft. Dat eiser stelt moeite te hebben om zijn diepere gevoelens onder woorden te brengen is geen reden om geen persoonlijkere toelichting van hem te verlangen, temeer omdat eiser stelt dat juist evangelisatie belangrijk voor hem is.
15. Verweerder heeft terecht als uitgangspunt genomen dat de kennis en activiteiten als zodanig niet op voorhand voldoende zijn om een bekering dan wel geloofsgroei te onderbouwen. In het voornemen heeft verweerder overwogen dat eiser algemeen en oppervlakkig is gebleven in zijn uitleg over hoe hij zijn verworven kennis toepast op zijn eigen leven en ervaringen. Eiser heeft volgens verweerder hierdoor niet weten uit te leggen wat het effect van de bekering op zijn dagelijks leven is. Dat tijdens het gehoor ook is gevraagd hoe eiser een Bijbelverhaal toepast
inzijn leven, leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat eiser op onjuiste of onvoldoende wijze is bevraagd over zijn kennis.
Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt wat het oorzakelijk verband is het voortzetten en uitbreiden van zijn activiteiten en de gestelde geloofsgroei. Aldus heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers verklaringen over de thema’s kennis en activiteiten niet compenseren voor de verklaringen over zijn motieven voor en het proces van bekering.
16. Anders dan eiser stelt, is de bij de aanvraag overgelegde schriftelijke verklaring van Dr. Van Keulen voldoende gemotiveerd betrokken in de besluitvorming. Verweerder heeft hiervan terecht overwogen dat deze verklaring niet van verdere invloed is op de geloofwaardigheid van de gestelde bekering omdat hieruit alleen blijkt van de al geloofwaardig geachte kerkgang en kerkelijke activiteiten.
17. Dit is anders voor wat betreft de bij zienswijze overgelegde verklaring van Ds. De Paauw. In haar verklaring schrijft De Paauw dat zij uitvoerig met eiser heeft gesproken over zijn achtergrond en zijn geloof. Daarbij heeft zij naar haar zeggen een geloofsontwikkeling waargenomen. Eiser heeft onbestreden aangevoerd dat De Paauw theologisch geschoold is en als deskundige moet worden beschouwd. Dit betekent weliswaar niet dat een deskundigenverklaring op voorhand aannemelijk kan maken dat sprake is van bekering en geloofsgroei, maar verweerder dient de inhoud van een dergelijke verklaring wel gemotiveerd te betrekken in zijn beoordeling. Verweerder heeft in dit geval echter slechts overwogen dat “het overleggen van nog een brief waarin de opsteller haar waarnemingen met betrekking tot eisers geloofsgroei uiteenzet”, niets verandert aan de conclusie dat eiser zijn geloofsgroei niet aannemelijk heeft gemaakt. Aldus heeft verweerder de inhoud van de verklaring ten onrechte niet daadwerkelijk betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft dan ook niet voldoende gemotiveerd waarom deze verklaring, in samenhang met wat overigens bekend is uit het dossier, niet alsnog de gestelde geloofsgroei onderbouwt.
18. Het onderzoek van verweerder is hiermee niet zorgvuldig genoeg geweest en het bestreden besluit is dan ook in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond. Gelet hierop zal het beroep voor het overige niet worden besproken. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen met inachtneming van wat hiervoor is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
19. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.