ECLI:NL:RBDHA:2024:4623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van statushouder en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser, een statushouder, de maatregel van bewaring was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, maar de rechtbank oordeelde dat deze bepaling in dit geval niet van toepassing was. De eiser had internationale bescherming in Duitsland sinds 21 juli 2016, wat de bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig maakte.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 330 aan de eiser, als compensatie voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende drie dagen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750. De uitspraak werd onmiddellijk na de zitting gedaan, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, en dat er voldoende gronden waren om schadevergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.