ECLI:NL:RBDHA:2024:4623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
NL24.12511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van statushouder en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser, een statushouder, de maatregel van bewaring was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, maar de rechtbank oordeelde dat deze bepaling in dit geval niet van toepassing was. De eiser had internationale bescherming in Duitsland sinds 21 juli 2016, wat de bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig maakte.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 330 aan de eiser, als compensatie voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende drie dagen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750. De uitspraak werd onmiddellijk na de zitting gedaan, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, en dat er voldoende gronden waren om schadevergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12511
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 22 maart 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 330 (driehonderdendertig euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750 (zeventienhonderdvijftig euro).

Overwegingen

1. Mede gelet op het door verweerder ingenomen nadere standpunt komt de rechtbank tot het oordeel dat de maatregel vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig is. De maatregel is opgelegd op basis van artikel 59a van de Vw. Die bepaling was in dit geval niet van toepassing. Uit de informatie van Eurodac bleek duidelijk dat eiser internationale bescherming in Duitsland heeft sinds 21 juli 2016. Dat maakt de bewaring van meet af aan onrechtmatig. Het beroep is gegrond.
2. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 3 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 130 (verblijf politiecel) en 2 x € 100 (verblijf detentiecentrum) = € 330.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.