ECLI:NL:RBDHA:2024:4620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
NL24.11098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 13 maart 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2024 behandeld in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank overwoog dat eiser op de juiste grondslag was opgehouden, omdat hij geen identiteitsdocumenten bij zich had. Eiser had aangevoerd dat hij twee nachten in een politiecel had doorgebracht, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet en concludeerde dat hij slechts één nacht in de politiecel had doorgebracht. De rechtbank constateerde dat de maatregel van bewaring niet schriftelijk was toegelicht in een taal die eiser verstond, maar oordeelde dat dit gebrek niet tot een veroordeling in de proceskosten leidde, omdat eiser rechtsbijstand had gekregen en in beroep kon komen.

De rechtbank beoordeelde ook of de gronden voor de maatregel toereikend waren en concludeerde dat er voldoende aannemelijk was gemaakt dat eiser zonder geldige documenten Nederland was binnengekomen, wat leidde tot twee geldige bewaringsgronden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen lichter middel had toegepast en dat het niet inschakelen van een asieladvocaat door verweerder de bewaring niet onrechtmatig maakte. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11098
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Rijkers-Li. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Eiser is op de juiste grondslag opgehouden. Hij had geen identiteitsdocumenten bij zich. Het was op dat moment voor verweerder niet duidelijk dat eiser een asielaanvraag in Duitsland had ingediend. Dat kon verweerder op dat moment ook nog niet weten.
2. Verder heeft eiser naar voren gebracht dat hij twee nachten heeft doorgebracht in een politiecel en in totaal langer dan 24 uur daar heeft moeten verblijven. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Zij gaat af op de mededeling van verweerder ter zitting dat eiser één nacht heeft doorgebracht in een politiecel en dat hij de volgende dag om 15:28 uur in het detentiecentrum in Rotterdam is aangekomen.
3. Ten aanzien van eisers stelling dat artikel 5.3 van het Vb [1] is geschonden, overweegt de rechtbank als volgt. In die bepaling staat dat een maatregel van bewaring schriftelijk moet worden toegelicht en uitgereikt in een taal die de vreemdeling verstaat. Uit de maatregel van bewaring blijkt niet dat dat is gebeurd. Dat is een gebrek, maar de rechtbank constateert dat eiser rechtsbijstand heeft gekregen en dat eiser tegen de maatregel in beroep heeft kunnen komen. Dat betekent dat eiser uiteindelijk niet in zijn belang is geschaad. Ook al is het een gebrek, dit leidt niet tot een veroordeling in de proceskosten. [2]
4. Vervolgens moet worden beoordeeld of de gronden van de maatregel toereikend zijn om een significant risico op onttrekking aan het toezicht aan te nemen. Daarvoor zijn twee geldige bewaringsgronden nodig, waaronder ten minste één zware grond. [3] De rechtbank komt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat die bewaringsgronden aanwezig zijn. Eiser is namelijk Nederland binnengekomen zonder geldige grensoverschrijdingsdocumenten. Dat betekent dat zware grond 3a feitelijk juist is. Ook zware grond 3b is feitelijk juist. Dat blijkt uit de stukken uit het dossier. Alleen daardoor is al sprake van twee geldige bewaringsgronden, waaronder ten minste één zware grond.
5. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verweerder in dit geval niet had kunnen volstaan met een lichter middel. Eiser heeft daarbij ook gewezen op zijn fysieke toestand. Allereerst is er geen enkele zekerheid dat eiser op eigen gelegenheid naar Duitsland zal vertrekken. Ten tweede is er in het detentiecentrum sprake van medische voorzieningen en is er een arts die eiser kan helpen als dat nodig is. Ten derde blijft eiser niet lang meer in bewaring omdat hij op 28 maart 2024 al wordt overgedragen. Verweerder heeft daarom terecht geen lichter middel dan inbewaringstelling toegepast.
6. Tot slot gaat de rechtbank in op de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte geen asieladvocaat voor eiser heeft ingeschakeld. Het niet inschakelen van een asieladvocaat door verweerder maakt de bewaring niet onrechtmatig. Het is vervelend dat het niet is gebeurd, maar uiteindelijk had eiser zelf kunnen zeggen dat hij asiel wil aanvragen. Dan had eiser alsnog een asieladvocaat kunnen krijgen. Dat is in dit geval niet gebeurd.
7. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Zie in dat kader de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.
3.Zie artikel 5.1b, tweede en derde lid, van het Vb.