ECLI:NL:RBDHA:2024:4611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
23/679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige bedreigingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1980, diende op 21 januari 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 3 januari 2024 werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 31 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. Eiser had aangevoerd dat hij bedreigd werd door de familie van een slachtoffer van een zuurincident waarbij hij betrokken was, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze bedreigingen ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser was vrijgesproken van betrokkenheid bij het incident, en de rechtbank vindt het niet aannemelijk dat de familie van het slachtoffer hem nog zou bedreigen.

Daarnaast heeft eiser ook verklaard dat hij bedreigd werd door vrienden van de dader en leden van de Black Axe, maar de rechtbank oordeelt dat deze verklaringen eveneens niet voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn broer door de Black Axe is gedood, en de rechtbank vindt dat de staatssecretaris niet verplicht was om contact op te nemen met de advocaat van eiser in Nigeria. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.679
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] ,V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. P. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980. Hij heeft op 21 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het besluit van 3 januari 2024 (het bestreden besluit) deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer J. Ankomah als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij (mede) verantwoordelijk is geweest voor een zuurincident in 1994. Bij dit incident heeft [A] zuur over [B] gegooid. Eiser was hierbij betrokken geraakt doordat hij door [A] werd meegenomen. Na het incident is eiser van de situatie weggevlucht. Eiser heeft dit incident verteld tegen zijn moeder, die naar de politie is gegaan. De politie is naar aanleiding daarvan een onderzoek gestart tegen eiser en [A] . Eiser is samen met [A] in de
gevangenis terechtgekomen gedurende dit onderzoek. [B] is overleden als gevolg van het incident en de vader van eiser heeft de familie van [B] geld betaald voor de begrafenis. Eiser is uiteindelijk vrijgesproken maar werd sindsdien bedreigd door de familie van [B] , vrienden van [A] en leden van de Black Axe. Eiser is na het incident gaan studeren. Tijdens zijn studie is eiser ook bedreigd en aangevallen met een bijl. Daarna is eiser vertrokken naar [plaats 1] en heeft hij bij zijn oom verbleven. De bedreigingen hebben tot 2004-2005 geduurd. Eiser durfde hiervoor niet naar de politie te gaan. Eiser heeft tot 2012 in [plaats 1] gewoond en is daarna in 2012 naar Ghana vertrokken. Enige tijd later is hij gevlucht naar Europa. Toen eiser gevlucht was uit Nigeria, is zijn broer gedood door – vermoedelijk – leden van de Black Axe. Bij terugkeer vreest eiser nog steeds voor de leden van de Black Axe, vrienden van [A] en familieleden van [B] .
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de zuuraanval op [B] ;
- bedreigingen naar aanleiding van de zuuraanval op [B] .
6. De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, alsmede de zuuraanval op [B] . De bedreigingen naar aanleiding van de zuuraanval op [B] acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. Volgens de staatssecretaris is het niet aannemelijk dat eiser op grond van de geloofwaardig geachte relevante elementen te vrezen heeft bij terugkeer naar Nigeria. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.

Het oordeel van de rechtbank

Bedreigingen door de familie van [B]
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat zijn verklaringen over de bedreigingen van de familie van [B] ongeloofwaardig zijn. Het is volgens eiser niet gek dat hij door de familie – ondanks de vrijspraak – (mede) verantwoordelijk wordt gehouden voor het zuurincident. Hij was hier immers wel degelijk bij betrokken. De staatssecretaris is hier ten onrechte aan voorbijgegaan. Ook laat de staatssecretaris volgens eiser onbesproken dat eiser is weggevlucht na het zuurincident, wat de familie hem kwalijk kan nemen. Verder stelt eiser dat het feit dat zijn vader de familie van [B] heeft betaald, niet betekent dat de familie van [B] niet alsnog wraak wilde nemen. Tot slot voert eiser aan dat hij bij het incident waarbij hij met een bijl werd aangevallen heeft gehoord dat de aanvaller zei dat hij een familielid van [B] was en lid was van de Black Axe.
8. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser ten aanzien van de bedreigingen door de familie van [B] ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat niet valt in te zien waarom de familie van [B] eiser nog verantwoordelijk zou houden voor het zuurincident of zou bedreigen. Eiser is officieel vrijgesproken en de echte dader zat in detentie. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat het betoog van eiser dat de familie nog
wraak op hem wilde nemen niet strookt met zijn verklaringen dat de familie van [B] geen problemen meer had met eiser en dat de zaak is opgelost doordat zijn vader geld heeft betaald aan de familie van [B] . De staatssecretaris heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat het door eiser gestelde motief van de familie van [B] om eiser te bedreigen niet aannemelijk is. De staatssecretaris heeft ook meer algemeen mogen betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over de bedreigingen en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Enerzijds heeft eiser namelijk aangegeven dat hij niet weet wie de mensen zijn die hem bedreigden, anderzijds stelt hij over de bijlaanval dat het een familielid van [B] was. De beroepsgrond slaagt niet.
Bedreigingen door de vrienden van [A]
9. Eiser stelt dat de staatssecretaris ook ten aanzien van de bedreigingen door de vrienden van [A] ten onrechte heeft overwogen dat de verklaringen ongeloofwaardig zijn. Dat het vermoedens zijn, wil volgens eiser niet betekenen dat deze onjuist zijn. Eiser is in de gevangenis ook al door [A] bedreigd, dus het is aannemelijk dat de mannen die eiser hebben herkend vanuit [plaats 2] vrienden zijn van [A] .
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de verklaringen van eiser ten aanzien van de bedreigingen van de vrienden van [A] ongeloofwaardig mogen vinden omdat deze berusten op vermoedens. Eiser heeft verklaard dat een van de bedreigers tijdens een van de bedreigingen heeft verteld dat hij eiser zou kennen uit [plaats 2] . De staatssecretaris heeft zich over deze verklaring van eiser niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit niet betekent dat het gaat om vrienden van [A] . Daarnaast heeft de staatssecretaris het niet aannemelijk mogen achten dat [A] anderen zou inschakelen enkel vanwege een eerdere bedreiging in de gevangenis. Sinds de vrijlating van [A] heeft eiser ook geen problemen meer gehad met [A] . De staatssecretaris heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat zijn vrienden eiser wel zouden bedreigen, terwijl [A] hem met rust laat. De beroepsgrond slaagt niet.

Bedreigingen door de Black Axe

11. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ook over de verklaringen ten aanzien van de bedreigingen van de Black Axe ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze ongeloofwaardig zijn. Volgens eiser had van de staatssecretaris in het kader van de samenwerkingsplicht verwacht mogen worden dat hij contact op zou nemen met de advocaat van eiser in Nigeria. Daarnaast heeft eiser met zijn verklaringen voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn broer is gedood en dat de Black Axe hierachter zat. Eiser voert ook hier aan dat hij in het gehoor heeft verklaard dat hij de persoon die hem aanviel heeft horen zeggen dat hij een familielid was van [B] en lid was van de Black Axe, en dat de bedreigingen dus afkomstig waren van de Black Axe. Eiser beroept zich tot slot op het gelijkheidsbeginsel omdat de staatssecretaris volgens eiser met twee maten meet als het gaat om kennis over de uiterlijke kenmerken van de Black Axe. Eiser heeft deze uiterlijke kenmerken omschreven in de gehoren, maar volgens de staatssecretaris weegt dit in dit geval niet mee. In andere zaken leidt dit juist wel tot geloofwaardigheid.
11. De rechtbank oordeelt dat ook ten aanzien van de bedreigingen door de Black Axe de staatssecretaris de verklaringen van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
De staatssecretaris heeft mogen vinden dat de verklaringen van eiser dat zijn broer is gedood en dat de daarvoor verantwoordelijke daders actief waren bij de Black Axe niet aannemelijk zijn omdat deze enkel berusten op vermoedens van eiser. De staatssecretaris heeft verder mogen betrekken dat eiser ook heeft verklaard dat zijn broer is gedood om een onbekende reden. Ook heeft eiser geen documenten of ander bewijs ingebracht waaruit blijkt dat zijn broer overleden is en dat hij door de Black Axe om het leven is gebracht. Anders dan eiser naar voren heeft gebracht, strekt de samenwerkingsplicht niet zo ver dat het op de weg van de staatssecretaris had gelegen om de Nigeriaanse advocaat van eiser te bellen en een en ander na te gaan. Dat eiser het telefoonnummer van de advocaat aan de staatssecretaris heeft gegeven en dat de staatssecretaris niet tegen eiser heeft gezegd dat hij zelf contact moest opnemen met de advocaat, laat onverlet dat het aan eiser is om zijn asielaanvraag te onderbouwen en documenten te verzamelen. Eiser heeft niet uitgelegd waarom hij zelf geen poging heeft gedaan om contact op te nemen met de advocaat. De staatssecretaris heeft verder het standpunt mogen innemen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bedreigingen afkomstig zijn van de Black Axe omdat de verklaringen van eiser hierover berusten op vermoedens. De rechtbank begrijpt het betoog van eiser zo dat hij met zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft willen aanvoeren dat de staatssecretaris ten onrechte geen waarde heeft toegekend aan de verklaring van eiser dat hij uiterlijke kenmerken van de Black Axe heeft genoemd. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Eiser heeft tijdens het nader gehoor weliswaar verklaard over uiterlijke kenmerken van de Black Axe, maar hij heeft niet naar voren gebracht dat hij vanwege deze uiterlijke kenmerken bij de bedreigingen wist dat het om leden van de Black Axe ging. De staatssecretaris heeft het verder onduidelijk mogen vinden waarom de Black Axe vanwege het zuurincident achter eiser aan zou zitten. Voor zover eiser in dit kader nog heeft gewezen op zijn verklaring over de aanval door een familielid van [B] , tevens lid van de Black Axe, verwijst de rechtbank naar wat hiervoor onder 8. is overwogen. Tenslotte heeft de staatssecretaris ook in de beoordeling mogen betrekken dat eiser voor het laatst in 2005 stelt te zijn bedreigd en pas in 2012 is vertrokken uit Nigeria. Dit rijmt niet met de verklaringen van eiser dat de Black Axe hem in Afrika overal zou kunnen vinden. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Op de zitting is door eiser nog benadrukt dat hij littekens heeft die het gevolg zijn van de aanval met een bijl door de Black Axe. De staatssecretaris heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat hoewel niet wordt betwist dat eiser littekens op zijn lichaam heeft, niet door eiser is onderbouwd dat de littekens een gevolg zijn van een aanval met een bijl en ook niet dat deze aanval is verricht door leden van de Black Axe. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit standpunt heeft mogen innemen. Eiser heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de littekens het gevolg zijn van een aanval met een bijl. Op basis van de enkele verklaringen van eiser is naar het oordeel van de rechtbank geen causaal verband aangetoond tussen de littekens en de bedreigingen van de Black Axe. Ook dit betoog van eiser faalt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.